VN Vandaag
- Nieuw kaderbesluit bpm
De Staatssecretaris van Financiën heeft het kaderbesluit bpm aangepast. Het nieuwe besluit is de actualisering van het besluit van 4 maart 2014, BLKB2014/127M, V-N 2014/14.16 en treedt in werking op 30 december 2014.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 17 december 2014, nr. BLKB 2014/2067M, Stcrt. 2014, 36890
Nieuw is een wijziging van de goedkeuring voor bestelauto's met bovenbouwvermelding '(opleg)trekker' of 'voor verwisselbare opbouw'/'afneembare bovenbouw'.
Datum: 17-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2711 - Oud en Nieuwnummer Vakstudie Nieuws
Deze week verschijnt het Oud en Nieuwnummer van Vakstudie Nieuws, V-N 2015/1.
Hierin vindt u, per belastingwet geordend, een handzaam overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in wetgeving, beleid en jurisprudentie van 2014.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2710 - Wijziging Regeling zorgverzekering
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijzigt per 1 januari 2015 de Regeling zorgverzekering.
Ministeriële regeling Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 12 december 2014, Stcrt. 2014, 37704
De wijzigingen betreffen aanpassingen voor het jaar 2015 van bedragen en percentages met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage. Het maximum bijdrage-inkomen wordt gesteld op € 51.976. De inkomensafhankelijke bijdrage daalt in 2015 naar 6,95% (hoge percentage) respectievelijk 4,85% (lage percentage). Ook wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008 een omissie gerepareerd. Het nihil-percentage is van toepassing op alle verzekeringsplichtigen aan boord van een zeeschip, en niet enkel op degenen die op basis van een zee-arbeidsovereenkomst, de uitzendovereenkomst daaronder begrepen, werkzaam zijn. Tot slot wordt een termijn vastgesteld voor indiening van een verzoek tot een voorschot, vooruitlopend op een teruggaaf van de op het loon ingehouden bijdrage.
Datum: 12-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rubriek: Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2709 - Staffelbesluit 2015. Beschikbare-premieregelingen, premie- en kapitaalovereenkomsten en nettopensioenregelingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft een nieuw besluit gepubliceerd over de beschikbare-premieregelingen, premie- en kapitaalovereenkomsten en nettopensioenregelingen. Dit besluit vervangt het staffelbesluit van 12 februari 2013, nr. BLKB2013/43M, V-N 2013/13.21. Het besluit is uitgebreid met een onderdeel over de nettopensioenregelingen zoals bedoeld in afdeling 5.3B Wet IB 2001.
Besluit Staatssecretaris van Financiën 17 december 2014, nr. BLKB2014/2132M, Stcrt. 2014, 36872
Het fiscale kader voor premie- en kapitaalovereenkomsten is nader uitgewerkt op basis van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen, de wijziging van die wet en het Belastingplan 2014. In deze wetten wordt de pensioenopbouw gebaseerd op een bereikbaar pensioen van 75% van het gemiddelde loon in 40 opbouwjaren. Bovendien wordt het pensioengevend loon gemaximeerd op € 100.000 (2015). De in het besluit opgenomen tabellen zijn daaraan aangepast. Verder is de premiestaffel voor regelingen met een premieovereenkomst gericht op een fiscaal maximaal middelloonpensioen uitgebreid met twee staffels die van toepassing zijn als partijen gebruik maken van de aangepaste AOW-inbouwbedragen van art. 10aa Uitvoeringsbesluit LB 1965. Dit besluit treedt op 1 januari 2015 in werking.
Datum: 17-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Inkomstenbelasting , Loonbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2708 - RDA-percentage blijft 60
Voor het jaar 2015 wordt het percentage van de Research & Development Aftrek (RDA) wederom gesteld op 60%.
Ministeriële regeling Minister van Economische Zaken, 11 december 2014, WJZ / 14152622, Stcrt. 2014, 36079
Dit is hetzelfde percentage als in 2014. Dit heeft de Minister van Economische Zaken bekendgemaakt. Een RDA-percentage van 60 komt overeen met een netto voordeel van 15% bij een VPB-tarief van 25%.
Datum: 11-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Economische Zaken Rubriek: Inkomstenbelasting , Vennootschapsbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2706 - Publicatie Milieulijst 2015
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2015 (Milieulijst 2015) bekend gemaakt.
Ministeriële regeling Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, 4 december 2014, IENM/BSK-2014/260083, Stcrt. 2014, 36122
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu heeft de Milieulijst milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving milieu-investeringen 2015 (Milieulijst 2015) bekend gemaakt.
De Milieulijst 2015 bevat de bedrijfsmiddelen die in 2015 voor Vamil of MIA in aanmerking komen. De Milieulijst 2015 is ingedeeld in de volgende milieuthema's:
1. Thema-overstijgende milieu-innovatie; 2. Grondstoffen en afval; 3. Voedselvoorziening en landbouwproductie; 4. Mobiliteit; 5. Klimaat en lucht; 6. Ruimtegebruik; 7. Bebouwde omgeving.
De meeste bedrijfsmiddelen op de Milieulijst 2015 zijn specifiek omschreven waardoor het middel waarmee een bepaald milieudoel moet worden behaald, aangewezen wordt (middelvoorschrift). De Milieulijst bevat echter ook steeds meer generiek omschreven bedrijfsmiddelen, waarbij alleen een bepaalde milieuprestatie wordt geëist (doelvoorschrift). Het bedrijfsleven wordt zo geprikkeld om zelf met innovatieve oplossingen te komen.
De Milieulijst 2015 treedt in werking op 1 januari 2015.
Datum: 04-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2705 - Wijziging Regeling loonbelasting- en premietabellen 1990
Op 1 januari 2015 wordt de Regeling loonbelasting en premietabellen 1990 gewijzigd.
Ministeriële regeling 30 december 2014, DB2014/505M, Stcrt. 2014, 36630
Deze regeling strekt er in de eerste plaats toe de nieuwe loonbelasting- en premietabellen vast te stellen die gelden met ingang van 1 januari 2015. Verder worden in deze regeling de percentages aangepast die moeten worden gehanteerd bij de definitieve berekening van de over bijstandsuitkeringen verschuldigde loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Loonbelasting , Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2703 - Wijziging Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001
De Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt per 1 januari 2015 gewijzigd. Deze regeling wordt elk jaar gewijzigd naar de stand van de techniek.
Ministeriële regeling, 30 december 2014, DB 2014-486M, Stcrt. 2013, 36400
De Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt per 1 januari 2015 gewijzigd. Deze regeling wordt elk jaar gewijzigd naar de stand van de techniek.
De energie-investeringsaftrek richt zich op:
1. Het stimuleren van investeringen in technisch bewezen bedrijfsmiddelen die energie besparen ten opzichte van het energieverbruik van de in de markt gangbare bedrijfsmiddelen; 2. Het stimuleren van investeringen in de vervanging van bestaande bedrijfsmiddelen door energie-efficiëntere bedrijfsmiddelen.
De huidige aanpassingen in de regeling hebben dit jaar geen invloed op de Uitvoeringsregeling investeringsaftrek Aruba, Curacao, Sint Maarten en de BES eilanden 2010.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2702 - Wijziging beleidsbesluit over fiscale eenheid. Goedkeuring voor zustermaatschappijen en moeder- en kleindochtermaatschappij
Vooruitlopend op wetgeving keurt de Staatssecretaris van Financiën goed dat verzoeken tot het aangaan van een fiscale eenheid kunnen worden ingewilligd tussen zustermaatschappijen die gehouden worden door een topmaatschappij in een andere lidstaat van de Europese Unie of tussen een moedermaatschappij en een kleindochtermaatschappij die gehouden wordt door een tussenmaatschappij in een andere lidstaat van de Europese Unie.
Besluit Staatssecretaris van Financiën 16 december 2014, nr. BLKB2014/2137M, Stcrt. 2014, 38029
De staatssecretaris neemt deze goedkeuring op in het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M, V-N 2011/3.20. De wijziging treedt op 31 december 2014 in werking en werkt terug tot 14 december 2014.
Datum: 16-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Vennootschapsbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2700 - Bijstellingsregeling accijns, BPM, MRB, BZM, milieuheffingen en Provinciewet 2015
In de Staatscourant is de Bijstellingsregeling accijns, belasting van personenauto's en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, belasting zware motorrijtuigen, belastingen op milieugrondslag en Provinciewet en enkele bedragen van bestuurlijke boeten 2015 gepubliceerd.
Ministeriële regeling, 30 december 2014, IZV 2014/703, Stcrt. 2013, 36661
Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in deze wetten. Daarnaast worden bedragen uit de Wet op de omzetbelasting 1968 en Algemene douanewet aangepast. De bedragen genoemd in de diverse tariefsartikelen worden per 1 januari 2015 aangepast aan de tabelcorrectiefactor.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen , Belastingrecht algemeen , Milieuheffingen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2699 - Wijziging Leidraad Invordering 2008
Per 1 januari 2015 wordt de Leidraad Invordering 2008 gewijzigd als gevolg van wijzigingen in wetgeving.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 16 december 2014, nr. BLKB2014/2162M, Stcrt. 2014, 38032
Per 1 januari 2015 wordt de Leidraad Invordering 2008 gewijzigd. De wijzigingen zijn het gevolg van de aanpassingen van de wetgeving per 1 januari 2015. Zo vervalt de tenaamsstellingsverplichting voor teruggaven omzetbelasting, vinden er diverse wijzigingen plaats in de socialezekerheidswetgeving en vindt er voor het overige ook een aantal technische aanpassingen plaats. Al die mutaties in diverse wetgevingen hebben gevolgen voor de Leidraad Invordering 2008.
Datum: 16-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Invordering Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2697 - Verzamelregeling uitgebracht
Door publicatie in de Staatscourant is de verzamelregeling bekendgemaakt. Hierin worden diverse uitvoeringsregelingen gewijzigd per 1 januari 2015. Enkele bepalingen treden in werking met terugwerkende kracht tot en met een eerdere datum.
Ministeriële regeling, 30 december 2014, IZV 2014/715M, Stcrt. 2014, 36880
In de uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 wordt een aanpassing gedaan in de aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten en in verband met het vervallen van de aftrek van uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en de ouderschapsverlofkorting. De uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 wordt gewijzigd in verband met de werkkostenregeling. Daarnaast worden onder andere de uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, de uitvoeringsregeling BPM 1992, de uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag en de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 gewijzigd. Tot slot is de tijdelijke regeling voor invorderingsrente in verband met generiek uitstel van betaling in deze regeling opgenomen.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingrecht algemeen , Inkomstenbelasting , Invordering , Loonbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2695 - Bijstellingsregeling directe belastingen 2015
In de Staatscourant is de Bijstellingsregeling directe belastingen 2015 gepubliceerd.
Ministeriële regeling, 30 december 2014, DB2014/520M, Stcrt. 2014, 36639
Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften die zijn opgenomen in de Wet IB 2001, de Wet LB 1964, de Wet VPB 1969, de Successiewet 1956, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen, het Uitvoeringsbesluit LB 1965, het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken, het Belastingplan 2014, Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen. Geïndexeerd zijn onder andere de bijtelling van de bedragen en percentages van de bijtelling privégebruik woning, het eigenwoningforfait en de kamerverhuurvrijstelling.
Datum: 30-12-2014 Editie: 31 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2696 - Aanpassing beleidsbesluit over kapitaal- en spaarverzekering eigen woning
De Staatssecretaris van Financiën heeft het onlangs gepubliceerde beleidsbesluit over de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 gewijzigd.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 17 december 2014, nr. BLKB2014/2168M, Stcrt. 2014, 36875
De Staatssecretaris van Financiën heeft het onlangs gepubliceerde beleidsbesluit over de kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning, beleggingsrecht eigen woning en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 gewijzigd. De wijziging betreft het besluit van 6 december 2014, nr. BLKB 2014/1763M waarin nu opgenomen wordt het besluit van 20 december 2012, BLKB 2012/1977M, V-N 2013/3.14. Verder wordt in het opgenomen besluit van 20 december 2012 de reikwijdte van de goedkeuring uitgebreid met op 31 december 2000 bestaande kapitaalverzekeringen die ‘op weg zijn' naar een vrijstelling.
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2690 - Aanpassingsregeling Wet langdurige zorg
In de Staatscourant is de aanpassingsregeling Wet langdurige zorg (Wlz) gepubliceerd.
Regeling Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 11 december 2014, Stcrt. 2014, 36648
Met de Wlz is per 1 januari 2015 voorzien in een nieuwe wettelijke regeling van de aanspraken op langdurige zorg. In het Besluit langdurige zorg (Blz) en in de Regeling langdurige zorg (Rlz) zijn alle op grond van de Wlz te stellen nadere regels vastgelegd. Met de inwerkingtreding van de Wlz is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingetrokken. Dat brengt met zich dat van rechtswege alle op de AWBZ gebaseerde algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen zijn vervallen.
Datum: 11-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rubriek: Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2689 - Nieuw kaderbesluit motorrijtuigenbelasting
De Staatssecretaris van Financiën heeft een nieuwe versie van het kaderbesluit motorrijtuigenbelasting gepubliceerd.
Besluit Staatssecretaris van Financiën 17 december 2014, nr. BLKB 2014/2068M, Stcrt. 2014, 36887
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 4 maart 2014, BLKB2014/128M, V-N 2014/14.17. Het nieuwe besluit bevat een wijziging van de goedkeuring voor bestelauto's met bovenbouwvermelding ‘(opleg)trekker' of ‘voor verwisselbare opbouw'/'afneembare bovenbouw'. Het besluit treedt op 30 december 2014 in werking.
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2688 - Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
De Staatssecretaris van Financiën wijzigt het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. De nieuwe versie treedt op 1 januari 2015 in werking.
Het besluit van 16 december 2013, nr. BLKB2013/1814M, V-N 2014/2.3 wordt dan ingetrokken ten gunste van Besluit Staatssecretaris van Financiën 17 december 2014, nr. BLKB2014/1590M, Stcrt. 2014, 36885
De aanpassingen houden onder meer verband met:
-
Een uitspraak van de HR van 28 maart 2014, nr. 13/00279, V-N 2014/16.7 over het belang van de financiële positie van de overtreder
-
Een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 23 april 2014, nr. 13/00877, V-N 2014/45.6 over de vergrijpboete bij privégebruik auto
-
De inwerkingtreding van een nieuwe boetebepaling in het Uitvoeringsbesluit SW (informatieplicht van een voormalig ANBI).
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2686 -
- Inspecteur merkt contante betaling aan dga terecht aan als uitdeling
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat E bv winstuitdelingen aan X heeft gedaan. De inspecteur heeft dan ook terecht IB-navorderingsaanslagen aan X opgelegd.
Belanghebbende, X, houdt de aandelen in E bv. F bv, een gevoegde dochter van E bv, houdt zich bezig met de productie van metalen bodems, drukvaten en apparaten. In de jaren 2001-2006 levert E bv metaalafval aan G bv. G bv betaalt de helft van de bedragen in contanten uit aan A. De andere helft wordt per bank overgemaakt. Uit een onderzoek van de inspecteur blijkt dat E bv de contante ontvangsten niet in haar winst heeft verantwoord. De inspecteur is van mening dat E bv de contante opbrengsten opzettelijk buiten haar boekhouding heeft gehouden en als verkapte uitdeling van winst aan X heeft doen toekomen. De inspecteur corrigeert de IB-aangiften over de jaren 2001-2006 en legt IB-(navorderings)aanslagen op. Rechtbank Gelderland oordeelt dat E bv winstuitdelingen aan X heeft gedaan. Volgens de rechtbank stelt de inspecteur namelijk terecht dat E bv de contante verkoopopbrengsten van het metaalafval voor een groot gedeelte opzettelijk en ten onrechte niet in haar boekhouding heeft verantwoord. Ten aanzien van de navorderingsaanslagen over 2001 en 2002 stelt de rechtbank vast dat de inspecteur geen enkel bewijsstuk heeft overgelegd dat aan X (extra) uitstel is verleend voor indiening van de aangiften. De navorderingsaanslagen over deze jaren zijn dan buiten de navorderingstermijn opgelegd en worden daarom door de rechtbank vernietigd.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat X bedragen in contanten heeft ontvangen van G bv voor het door E bv aan G bv geleverde afval. Het hof overweegt hierbij onder andere dat de girale geldstroom sinds de aanvang van het boekenonderzoek in januari 2007 sterk is gestegen. Verder is het hof van mening dat de inspecteur de IB-navorderingsaanslagen 2001 en 2002 tijdig heeft opgelegd. Volgens het hof maakt de inspecteur namelijk aannemelijk dat aan X, op grond van de maatwerkregeling, duidelijk kenbaar uitstel is verleend voor de indiening van de aangiften.
Wetsartikelen:
Datum: 02-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9532 Editie: 30 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 1301113 en 1301114 en 1301129 tm 1301134 Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2687 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 4.12 - Marktrente 2014 vastgesteld
De Staatssecretaris van Financiën heeft het besluit over de marktrente (V-N 2014/3.8) aangevuld met de gegevens over de marktrente voor het jaar 2014.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 16 december 2014, nr. BLKB2014/2146M, Stcrt. 2014, 36895
In januari 2014 bedraagt de marktrente 1,3. In december 2014 bedraagt de marktrente 0,7.
Datum: 16-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2685 - Diverse besluiten ingetrokken
Per 30 december 2014 zijn vier fiscale beleidsbesluiten ingetrokken. Dat is door publicatie in de Staatscourant bekendgemaakt.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 16 december 2014, nr. BLKB2014/2186M, Stcrt. 2014, 36899
De besluiten hebben hun belang verloren door wetswijziging, omdat er sprake is van een interne werkinstructie of voorlichtingsmateriaal, door tijdsverloop of door jurisprudentie. Het gaat onder andere om de aanwijzing bezwaarschriften tegen aanslagen erf- en schenkbelasting als massaal bezwaar (V-N 2012/57.19) en de aftrek van extra dotaties bij korte termijn herstelplannen ondernemingspensioenfondsen (V-N 2009/56.7).
Datum: 16-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2684 - Actualisatie beleidsbesluit over vrijgesteld loon en vergoedingen
De Staatssecretaris van Financiën heeft zijn beleidsbesluit over vrijgesteld loon en vergoedingen en verstrekkingen geactualiseerd. De wijzigingen gaan in op 1 januari 2015.
Besluit Staatssecretaris van Financiën, 17 december 2014, nr. BLKB2014/1894M, Stcrt. 2014, 36871
De Staatssecretaris van Financiën heeft zijn beleidsbesluit over vrijgesteld loon en vergoedingen en verstrekkingen geactualiseerd. Het betreft het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/1033M, V-N 2014/35.14. De wijzigingen gaan in op 1 januari 2015. De actualisatie is grotendeels het gevolg van het vervallen van de overgangsregeling voor werkgevers die nog geen gebruik maakten van de werkkostenregeling en de aanpassing van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 per 1 januari 2015. Onderdelen die achterhaald zijn of die een voorlichtend karakter hebben, zijn vervallen. Zo is bijvoorbeeld het voormalige onderdeel 4.6.7 over provisies en tussenpersonen vervallen mede als gevolg van het arrest van de Hoge Raad van 1 juni 2012, nr. 11/02478, V-N 2012/28.16.
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Loonbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2682 - Volgen deelkwalificatie volgens hof voldoende voor recht op afdrachtvermindering onderwijs
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de deelkwalificatie ‘Praktijk Basisoperator' een opleiding is als bedoeld in art. 14 WVA. X bv heeft dan ook recht op afdrachtvermindering onderwijs.
Belanghebbende, X bv, komt in 2009 met A een maatwerk opleidingstraject overeen voor 120 van haar werknemers. Er worden vervolgens 67 werknemers ingeschreven bij een onderwijsinstelling voor het traject ‘Praktijk/Basisoperator', een deelkwalificatie van de opleiding tot Basisoperator. Voor deze werknemers geniet X bv afdrachtvermindering onderwijs. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur een LB-naheffingsaanslag op aan X bv. Volgens de inspecteur mag de afdrachtvermindering namelijk niet worden toegepast bij het volgen van een traject voor een deelkwalificatie van een erkende beroepsopleiding. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat zij in aanmerking komt voor de afdrachtvermindering onderwijs. Volgens de rechtbank voldoet een deelkwalificatie namelijk niet aan de eisen van art. 14 WVA. Verder overweegt de rechtbank nog dat de inspanning gericht moet zijn op het uiteindelijk afronden van de volledige beroepsopleiding en dat de inschrijving van de werknemers van X bv niet was gericht op de afronding van de gehele beroepsopleiding. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de deelkwalificatie ‘Praktijk Basisoperator' een opleiding is als bedoeld in art. 14 WVA. Het hof overweegt hierbij dat in de wettelijke bepalingen voor de aanspraak op afdrachtvermindering niet de eis is gesteld dat een volledige beroepsopleiding wordt gevolgd noch dat de intentie van de deelnemer daarop gericht zou dienen te zijn. Het gelijk is aan X bv. Het hof vernietigt de naheffingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9822 Editie: 30 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 13/00739 Rubriek: Loonbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2683 Wetsartikelen: Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringe - Besluit langdurige zorg
In het Staatsblad is het Besluit langdurige zorg (Blz) gepubliceerd. Het Blz treedt grotendeels in werking op 1 januari 2015.
Besluit van 9 december 2014, Stb. 2014, 520 en Stb. 2014, 521
Het Blz is de uitwerking bij algemene maatregel van bestuur van bepalingen van de Wet langdurige zorg (Wlz). De Wlz en het Blz vormen samen met de Regeling langdurige zorg (Rlz) het sluitstuk van de hervorming van de langdurige zorg. Op hoofdlijnen bevat het Blz een nadere uitwerking van de inschrijving van verzekerden bij een Wlz-uitvoerder. Daarnaast stelt het Blz nadere regels ten aanzien van de inhoud van de verzekering met als hoofdonderwerpen het verzekerd pakket en het recht op zorg, bepalingen over het indicatiebesluit, eigen bijdrage in de kosten, wachttijd, leveringen van Wlz-zorg buiten Nederland en het persoonsgebonden budget. Ook bevat het Blz nadere regels voor de Wlz-uitvoerders. De laatste drie hoofdstukken regelen invoeringsbepalingen en overgangsrecht, aanpassingen van andere amvb's en de slotbepalingen.
Datum: 09-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rubriek: Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2680 - Verzamelbesluit uitgebracht
Per 1 januari 2015 worden wijzigingen aangebracht in een aantal uitvoeringsbesluiten op het gebied van belastingen en toeslagen. De wijzigingen zijn in het Staatsblad gepubliceerd.
Besluit van 17 december Stb. 2014, 579
De wijzigingen vloeien onder meer voort uit wijzigingen in de wetgeving bij het Belastingplan 2015. Voorts bevat dit verzamelbesluit een aantal zelfstandige wijzigingen, veelal van technische aard. Dit wijzigingsbesluit betreft onder andere wijzigingen in verband met de inwerkingtreding van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen, de premiebegrenzing voor nettolijfrente en regels over samenloop met nettopensioen. Ook de doorwerking van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages en maximering pensioengevend inkomen in de opbouwpercentages bij een lagere AOW-inbouw zijn verwerkt. Verder is er een aanpassing van het Besluit bovenmatige deelnemingsrente om het doorschuiven van de verkrijgingsprijs van de aandelen in bepaalde gevallen mogelijk te maken. In het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer gaat het om een aanpassing in verband met het aflopen van de tijdelijke verruiming van de termijnen in de overdrachtsbelasting van de doorverkoopfaciliteit en de vrijstelling bij de samenloop met de heffing van omzetbelasting. In het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 gaat het onder andere om wijziging van de waardevaststelling van zakelijke rechten voor het bepalen van de vergoeding.
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2678 - Wet langdurige zorg
De Wet langdurige zorg (Wlz) treedt op 1 januari 2015 in werking. Enkele bepalingen treden op een later moment in werking.
Wet van 3 december 2014, Stb. 2014, 494 en besluit van 9 december 2014, Stb. 2014, 521
De Wet langdurige zorg strekt tot invoering van een nieuwe Wet langdurige zorg (Wlz) ter vervanging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De reikwijdte van de Wlz is aanzienlijk beperkter dan die van de AWBZ, omdat grote delen van de AWBZ worden overgeheveld naar de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) en de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Datum: 03-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Rubriek: Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2679 - Zesmaandenregeling bij samenloop overdrachtsbelasting en omzetbelasting. Aanpassing besluit
De termijn om verhuurd of in gebruik genomen nieuw vastgoed zonder overdrachtsbelasting te leveren, wordt op 1 januari 2015 weer teruggebracht van 24 maanden naar 6 maanden.
Besluit Staatssecretaris van Financiën 18 december 2014, nr. BLKB2014/2176M, Stcrt. 2014, 36881
Het besluit over de samenloop van omzetbelasting en overdrachtsbelasting van 31 oktober 2012, V-N 2012/57.17 wordt hiertoe aangepast. De wijziging treedt op 1 januari 2015 in werking.
Datum: 18-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2681 - Belastingplan 2015 in Staatsblad
Het Belastingplan 2015 is in het Staatsblad gepubliceerd en treedt grotendeels 1 januari 2015 in werking. Voor enkele bepalingen geldt een afwijkende inwerkingtredingdatum.
Wet van 17 december 2014, Stb. 2014, 578
In Vakstudie Nieuws is aandacht besteed aan het wetsvoorstel (34002) in onder andere V-N 2014/48.2, V-N 2014/48.3, V-N 2014/48.4, V-N 2014/56.2, V-N 2014/56.3, V-N 2014/60.2, V-N 2014/60.6, V-N 2014/60.12, V-N 2014/66.3, V-N 2014/66.4 en V-N 2014/66.5.
Datum: 17-12-2014 Editie: 30 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2677 - Nederland heeft heffingsrecht over ontslagvergoeding van naar Nederland terug...
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de ontslagvergoeding kwalificeert als een beloning die valt onder art. 19 Belastingverdrag NL-VS. Het heffingsrecht komt toe aan Nederland.
Belanghebbende, X, werkt sinds 1997 voor zijn werkgever, A, in de VS. Eind 2010 wordt zijn dienstverband ontbonden. X ontvangt daarbij een afkoopsom van € 375.000. A stort de afkoopsom in Z bv, een stamrecht bv van X. In september 2011 betaalt Z bv een uitkering aan X, en houdt daarbij € 463,75 aan loonheffingen in. X is van mening dat de ontslagvergoeding moet worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking (ex art. 16 Belastingverdrag NL-VS), en dat het heffingsrecht toekomt aan de VS. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een met een pensioenuitkering gelijk te stellen uitkering (ex art. 19 Belastingverdrag NL-VS), en dat het heffingsrecht toekomt aan Nederland.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de ontslagvergoeding kwalificeert als een beloning die valt onder art. 19 Belastingverdrag NL-VS. De rechtbank overweegt hierbij dat uit het contract dat X en A hebben gesloten, en de berekening van de vergoeding, valt op te maken dat het bedrag van de ontslagvergoeding in overwegende mate is afgestemd op de pensioendatum van X. Verder strekt de vergoeding volgens de rechtbank primair tot voorziening in het levensonderhoud vanaf het ontslag tot aan de aanvang van het pensioen. Het heffingsrecht komt dan volgens de rechtbank, op grond van art. 19 lid 3 Belastingverdrag NL-VS, toe aan Nederland. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Datum: 02-10-2014 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2014:6916 Editie: 30 december Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant Nummer: AWB-14_33 Rubriek: Internationaal belastingrecht , Loonbelasting Wetsartikelen: Wet op de loonbelasting 1964, 10 - Geen cultuurgrondvrijstelling voor exploitant paardenbedrijf
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de cultuurgrond niet duurzaam en bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw wordt geëxploiteerd. X heeft dan ook geen recht op de cultuurgrondvrijstelling.
X exploiteert een paardenbedrijf. In 2013 koopt zij voor € 1 mln een onroerende zaak met onder andere een paardenstal, een rijhal en een perceel grond. X is van mening dat zij geen overdrachtsbelasting is verschuldigd ter zake van de verkrijging van het perceel cultuurgrond, omdat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is.
Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat de cultuurgrond niet duurzaam en bedrijfsmatig ten behoeve van de landbouw wordt geëxploiteerd. De rechtbank overweegt hierbij dat de activiteiten van X bestaan uit het trainen en opleiden van springpaarden. Dan is er volgens de rechtbank geen sprake van ‘landbouw', omdat er geen sprake is van veeteelt (het in het kader van de veehouderij fokken, mesten of houden van dieren). Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Datum: 02-10-2014 ECLI: ECLI:NL:RBZWB:2014:6782 Editie: 30 december Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant Nummer: AWB-13_6963 Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2675 Wetsartikelen: Wet op belastingen van rechtsverkeer, 15 - Verlaagd btw-tarief voor growkits met pootgoed voor paddo's
De Hoge Raad beslist dat het verlaagde btw-tarief van toepassing is voor de levering van growkits met pootgoed voor paddo's. Onder pootgoed in post a.3 van tabel I behorende bij de Wet OB 1968 wordt begrepen paddenstoelenbroed van voor menselijke consumptie bestemde paddenstoelen.
X levert growkits voor de kweek van paddenstoelen met hallucinerende werking. Een kit bestaat uit een afgesloten doorzichtig plastic bakje met daarin het broed en een tweetal toevoegingen (vermiculiet en perliet) om het vocht te reguleren. In geschil is of X in het jaar 2006 betreffende de levering van de growkits het verlaagde btw-tarief van 6% is verschuldigd (standpunt X) of het algemene 19% tarief (standpunt inspecteur). Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat op de levering van de growkits het lage btw-tarief van toepassing is. Het hoger beroep van X is gegrond. De Staatssecretaris van Financiën komt in cassatie. De Hoge Raad beslist dat het hof terecht heeft geoordeeld dat het broed moet worden beschouwd als pootgoed voor de teelt van groenten zoals vermeld in post a.3 van tabel I behorende bij de Wet OB 1968. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever de begrippen "groenten" en "fruit" een ruime betekenis heeft willen geven. Dat betekent dat daaronder moeten worden begrepen alle voor menselijke consumptie bestemde planten en plantendelen, vruchten en ook paddenstoelen. Onder "pootgoed" heeft de wetgever willen begrijpen paddenstoelenbroed van voor menselijke consumptie bestemde paddenstoelen. Conclusie is dat voor de levering van het broed het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing is. De paddo's zijn immers bestemd voor menselijke consumptie. Daaraan doet niet af dat paddo's als genotmiddel worden geconsumeerd. Het beroep in cassatie is ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 19-12-2014 ECLI: ECLI:NL:HR:2014:3611 Editie: 30 december Instantie: Hoge Raad Nummer: 13/01818 Rubriek: Omzetbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2615 Wetsartikelen: Wet op de omzetbelasting 1968, 9 lid 2 , Wet op de omzetbelasting 1968, post a.3 van tabel I - Waardesprong appartementen door kluswerkzaamheden geen ROW
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het verschil tussen de getaxeerde waarde van het appartementencomplex bij ingebruikneming voor verhuur en de verkrijgingsprijs, verminderd met door X gemaakte kosten, heeft aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Belanghebbende, X, koopt op 28 september 2007 een appartementencomplex van een projectontwikkelaar. Na de aankoop verricht X een groot aantal werkzaamheden om de appartementen geschikt te maken voor de verhuur. De inspecteur stelt dat er sprake is van een in box 1 te belasten waardesprong van de onroerende zaak van (per saldo) € 126.191.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het verschil tussen de getaxeerde waarde van het appartementencomplex bij ingebruikneming voor verhuur en de verkrijgingsprijs, verminderd met door X gemaakte kosten, heeft aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Nu de onroerende zaak ten tijde van de aankoop bouwtechnisch al in appartementen was verdeeld, hebben de door X verrichte werkzaamheden geen wijziging gebracht in de bestemming of aanwendingsmogelijkheden van de onroerende zaak. X heeft niet meer gedaan dan het aankopen van een pand dat reeds bouwkundig gereed was om in appartementen verhuurd te worden, en dat pand en die appartementen zodanig opgeknapt dat hij die verhuur kon realiseren. De aard van de werkzaamheden is er derhalve niet op gericht geweest voordelen te behalen die het rendement bij normaal vermogensbeheer te boven gaan. Daaraan doet niet af dat de werkzaamheden omvangrijk waren en dat X daaraan veel tijd heeft gespendeerd en kosten heeft gemaakt. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat X werkzaamheden heeft verricht die normaal vermogensbeheer te boven gaan. Hij heeft de waardesprong van de door X aangekochte onroerende zaak ten onrechte aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9821 Editie: 30 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 13/00869 Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2674 Wetsartikelen: Wet inkomstenbelasting 2001, 3.90 - Aanpassing fraudebestrijding in sociale zekerheid
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt bekend dat de fraudebestrijdingswetgeving in de sociale zekerheid zal worden aangepast als gevolg van de uitspraak van de CRvB van 24 november 2014.
Brief Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 16 december 2014, nr. 2014-0000185932
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt in een brief aan de Tweede Kamer die gaat over fraude en misbruik van sociale regelingen dat met de Fraudewet niet is beoogd mensen te straffen die kleine fouten maken of zich vergissen. Toch worden er in de uitvoeringspraktijk knelpunten ervaren bij het uitvoeren van die wet.
Op 24 november 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep voor het eerst beslist over de Fraudewet in de sociale zekerheid en het hierop gebaseerde boetebesluit (zie V-N 2014/65.6). Deze uitspraak heeft vergaande gevolgen voor de wet en de uitvoeringspraktijk. Aanpassing van de wet- en regelgeving is als gevolg van de uitspraak van de CRvB noodzakelijk.
De minister zegt toe dat hij medio 2015 zal komen met concrete voorstellen voor aanpassing van wet- en regelgeving. Hij streeft ernaar de aangepaste wet- en regelgeving medio 2016 of zoveel eerder als mogelijk, in werking te laten treden. Vanaf 24 november 2014 tot het moment van ingaan van de nieuwe wet- en regelgeving zal de uitspraak van de CRvB gelden.
Datum: 16-12-2014 Editie: 29 december Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rubriek: Sociale zekerheid algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2672 - Pensioenfonds valt niet als gemeenschappelijk beleggingsfonds onder btw-vrijstelling
Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat X niet kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds.
elanghebbende, X, is een bedrijfstakpensioenfonds van het personeel dat werkzaam is en was in de sector zorg en welzijn. X heeft over het tijdvak van juli 2009 € 510.423 aan omzetbelasting op aangifte voldaan. Voor een bepaald bedrag hiervan maakt X bezwaar tegen de voldoening en komt vervolgens in beroep. In geschil is of de door X verrichte activiteiten van beheer delen in de btw-vrijstelling en of X kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds in de zin van de BTW-richtlijn.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van rechtbank Den Haag dat X niet kwalificeert als een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Een deelnemer in X heeft een begrensd recht op een pensioenuitkering en daarmee niet een vast recht op een deel van het vermogen. Tevens is het karakter van een instelling als X wezenlijk anders dan van een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 05-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2014:3990 Editie: 29 december Instantie: Hof Den Haag Nummer: 11-00508 Rubriek: Omzetbelasting Wetsartikelen: Wet op de omzetbelasting 1968, 7 - Legesheffing mogelijk voor bouwaanvraag door woningcorporatie
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij de beoordeling of werkzaamheden van de gemeente het individueel dan wel het publieke belang dienen het belang van de aanvrager niet relevant is. De gemeente mag leges heffen in verband met de aanvraag van een bouwvergunning door een woningcorporatie.
Belanghebbende, X, dient een aanvraag in voor een bouwvergunning voor het oprichten van een woonzorgcentrum. De gemeente Bronckhorst legt aan haar een nota bouwleges op van € 150.217,29. X stelt dat de gemeente geen leges mag heffen omdat de behandeling van de bouwaanvraag van X, een woningcorporatie, het algemeen belang dient.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat bij de beoordeling of werkzaamheden van de gemeente het individueel dan wel het publieke belang dienen het belang van de aanvrager niet relevant is. De werkzaamheden die door de gemeente bij de behandeling en beoordeling van bouwaanvragen worden verricht bestaan uit de toetsing van de bouwwerken aan de planologische en bouwtechnische regels. Het hof is van oordeel dat het algemeen belang bij deze toetsing weliswaar is gebaat, maar dat neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat de behandeling en de beoordeling van een aanvraag van een bouwvergunning eerst en vooral het individuele belang van de aanvrager dienen. Er is in dit geval dus sprake van dienstverlening waarvoor de gemeente leges kan heffen. Het hof oordeelt verder, in navolging van de rechtbank, dat de opbrengstlimiet niet is overschreden.
Wetsartikelen:
Datum: 09-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9535 Editie: 29 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 12/00047 Rubriek: Belastingen van lagere overheden Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2671 Wetsartikelen: Gemeentewet, 229 en 229b - Hof verhoogt door rechtbank toegekende proceskostenvergoeding
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat Rechtbank Gelderland de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand ten onrechte heeft vastgesteld op 0,5.
Belanghebbende, X, stelt beroep in tegen een uitspraak van Rechtbank Gelderland. X betwist de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat Rechtbank Gelderland de wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding voor rechtsbijstand ten onrechte heeft vastgesteld op 0,5. Het hof is, anders dan de heffingsambtenaar, van oordeel dat de beroepsprocedure bij de rechtbank meer was dan een simpele rekenkundige controle van het toegepaste legestarief. De zaak ging volgens het hof om de strikt juridische vraag of wet- en regelgeving een grondslag bieden om een legesnota op te leggen. Dat voor de beantwoording van deze vraag geen of weinig juridische kennis benodigd is, verwerpt het hof met de constatering dat de heffingsambtenaar zelf de vraag die partijen verdeeld hield anders beantwoordde dan de rechtbank. Ook het geringe financiële belang is geen reden om een lagere wegingsfactor dan 1 toe te passen. Verder oordeelt het hof nog dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor de reiskosten van X. Het hoger beroep van X is gegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 09-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9715 Editie: 29 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 14/00553 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2670 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 8:75 - Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2015
In het Staatsblad is de Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2015 gepubliceerd. Deze wet treedt grotendeels op 1 januari 2015 in werking.
Wet van 26 november 2014, Stb. 2014, 504 en besluit van 10 december 2014, Stb. 2014, 516
Deze wet wijzigt een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De wijzigingen betreffen met name het gebied van de socialezekerheidswetgeving. Ook zijn enkele wijzigingen van hoofdzakelijk technische aard op de terreinen van arbeidsverhoudingen, arbeidsomstandigheden en kinderopvang opgenomen. Het gaat hierbij om tekstuele aanpassingen, technische verbeteringen en verheldering van bepaalde punten. Tot slot gaat het om verduidelijking en nadere invulling van eerder gemaakte beleidskeuzes en het herstellen van omissies. Aan art. 18a Wet LB 1964 dat gaat over ouderdomspensioen wordt een lid toegevoegd. Hierin is bepaald dat een ouderdomspensioen niet eerder hoeft in te gaan dan op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Voorwaarde is dat het pensioen blijft binnen de in de Pensioenwet opgenomen begrenzing.
Datum: 26-11-2014 Editie: 29 december Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rubriek: Loonbelasting , Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2668 - Hof verlaagt WOZ-waarde semi-bungalow met 11.000 euro
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het de gemeente niet is gelukt om de juistheid van de WOZ-waarde van € 281.000 te bewijzen.
Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een half vrijstaande semi-bungalow in de gemeente Doetinchem. In geschil is de WOZ-waarde 2013 van deze woning.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het de gemeente niet is gelukt om de juistheid van de WOZ-waarde van € 281.000 te bewijzen. Het hof komt tot dit oordeel nu de heffingsambtenaar de verkoopprijs van een zeer goed vergelijkbare woning (een gelijkvormige semi-bungalow aan dezelfde straat als de woning van X) zonder gegronde redenen niet in zijn waardering heeft betrokken. De heffingsambtenaar heeft zijn stelling dat de verkoper van deze woning genoegen heeft genomen met een lagere verkoopprijs dan de meestbiedende gegadigde voor de woning zou willen betalen, niet aannemelijk gemaakt. Het hof oordeelt vervolgens dat X de door hem bepleite WOZ-waarde van € 265.000 ook niet aannemelijk heeft gemaakt. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 270.000.
Wetsartikelen:
Datum: 02-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9714 Editie: 29 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 14/00180 Rubriek: Waardering onroerende zaken Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2669 Wetsartikelen: Wet waardering onroerende zaken, 17 - Wetsvoorstel modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen naar Eerste Kamer
Het wetsvoorstel modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen is door de Staatssecretaris van Financiën bij de Eerste Kamer ingediend.
Kamerstukken I 2014/15, 34003, B
Dit wetsvoorstel beoogt de vennootschapsbelasting (VPB) zodanig aan te passen dat overheidsondernemingen die economische activiteiten ontplooien op een markt waarop ook niet-overheidsondernemingen (private ondernemingen) actief zijn, op dezelfde wijze aan de heffing van vennootschapsbelasting worden onderworpen als die private ondernemingen. De Eerste Kamercommissie voor Financiën bespreekt op 13 januari 2015 de procedure.
Datum: 18-12-2014 Editie: 29 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Vennootschapsbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2667 - Hof verlaagt WOZ-waarde appartement tot koopsom
Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van X dat de WOZ-waarde 2012 gelijk is aan de verkoopprijs van de woning van € 160.000 uit juli 2010.
Belanghebbende, X, is eigenaar van een appartement in de gemeente Stadskanaal. X heeft de woning gekocht op 1 juli 2010 voor een bedrag van € 160.000. X bepleit op basis van deze koopsom een verlaging van de WOZ-waarde 2012 van € 191.000 naar € 160.000. Rechtbank Noord-Nederland wijst zijn verzoek af en verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden volgt het standpunt van X dat de WOZ-waarde 2012 gelijk is aan de koopprijs van de woning van € 160.000 uit juli 2010. De door de heffingsambtenaar gestelde omstandigheden dat de verkoper de onroerende zaak graag wilde verkopen en dat X een zo laag mogelijke prijs wilde betalen, en dat er sprake is van een groot verschil tussen de vraagprijs en de koopprijs maken niet dat de door X betaalde aankoopprijs niet gelijk is aan de waarde in het economische verkeer. Dat voor vergelijkbare appartementen rond de peildatum hogere prijzen zijn betaald doet aan het vorenstaande niet af. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9820 Editie: 29 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 13/00599 Rubriek: Waardering onroerende zaken Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2666 Wetsartikelen: Wet waardering onroerende zaken, 17 - Aankondiging Bijzondere nummers Vakstudie Nieuws
Woensdag 31 december 2014 ontvangt u – als abonnee – twee bijzondere nummers van het tijdschrift Vakstudie Nieuws.
V-N 2014/66 gaat over de voortgang van het Belastingplan 2015. Hierin wordt aandacht besteed aan de afronding door de Eerste Kamer van dit wetsvoorstel. V-N 2014/67 behandelt de afronding door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Modernisering VPB-plicht overheidsondernemingen. Hierin wordt onder andere de nota naar aanleiding van het verslag, de nota van wijziging en de "Kerstboombrief" besproken. De volgende reguliere aflevering van Vakstudie Nieuws verschijnt op 2 januari 2015.
Datum: 23-12-2014 Editie: 29 december Rubriek: Belastingrecht algemeen Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2664 - Forse kritiek Nationale ombudsman op trage Belastingdienst/Toeslagen
De Nationale ombudsman uit forse kritiek op de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen.
Belanghebbende, X, dient op 4 juli 2012 een bezwaarschrift in tegen de beslissing van de Belastingdienst/Toeslagen om zijn verzoek om een persoonlijke betalingsregeling af te wijzen. Als een beslissing op het bezwaar uitblijft, stelt X de Belastingdienst in gebreke en gaat hij vervolgens in beroep bij Rechtbank Midden-Nederland tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart op 30 oktober 2014 het beroep gegrond en draagt de Belastingdienst op straffe van het verbeuren van een dwangsom op om alsnog te beslissen op het bezwaar van X. Pas nadat X op 30 april 2014 de Nationale ombudsman inschakelt, wordt op 4 juni 2014 een beslissing genomen op het bezwaarschrift. De Nationale ombudsman uit forse kritiek op de handelwijze van de Belastingdienst/Toeslagen. Hoewel X en zijn gemachtigde niet stil hebben gezeten om een beslissing van de Belastingdienst uit te lokken, heeft deze beslissing 23 maanden op zich laten wachten. Dit is veel te lang. Zelfs nadat X beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, is de Belastingdienst zijn toezegging dat nog vóór de beslissing van de rechtbank uitspraak op bezwaar zou worden gedaan niet nagekomen. De handelwijze van de Belastingdienst, zo besluit de ombudsman, kan de toets der kritiek absoluut niet doorstaan.
Wetsartikelen:
Datum: 18-12-2014 Editie: 29 december Instantie: Nationale ombudsman Nummer: 2014/202 Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2665 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 7:10 - Tweede Kamerbehandeling wetsvoorstel Beschikking geen loonheffingen uitgesteld
De behandeling door de Tweede Kamer van het wetsvoorstel invoering Beschikking geen loonheffingen is tot nader order uitgesteld.
Tweede Kamer, 18 december 2014, nr. 34036
Het kabinet wordt verzocht de in de nota naar aanleiding van het verslag genoemde alternatieven voor de Beschikking geen loonheffingen te onderzoeken. Bij eventuele wijziging van het wetsvoorstel moet de reguliere wetgevingsprocedure worden gevolgd, waarvan onder andere een advies van de Afdeling advisering van de Raad van State deel uitmaakt. Tevens wordt het kabinet in overweging gegeven de alternatieven voor te leggen aan Actal. Op maandag 19 januari 2015 stond het wetgevingsoverleg gepland over dit wetsvoorstel.
Datum: 18-12-2014 Editie: 24 december Rubriek: Inkomstenbelasting , Loonbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2663 - Verwijzingshof moet volgens A-G duidelijkheid scheppen over afspraken over navordering
A-G Wattel concludeert dat de bewijslast dat de navorderingsaanslag 2004 onjuist is, op X bv rust. X bv heeft namelijk niet de vereiste aangifte gedaan, en onduidelijk blijft of X bv zelf, tijdens een telefonisch overleg, heeft voorgesteld om over 2004 na te vorderen.
X bv doteert in 2000 € 404.751 aan een HIR. De inspecteur staat de dotatie niet toe. X bv maakt daarop bezwaar. Op dit bezwaar volgt geen uitspraak. Vervolgens legt de inspecteur ambtshalve een VPB-aanslag op over 2004. In haar, als bezwaar, ingediende VPB-aangifte 2004 laat X bv de HIR vrijvallen, omdat er geen herinvestering heeft plaatsgevonden. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en handhaaft de aanslag. Naar aanleiding van telefonisch overleg over de HIR, dat in juli 2008 plaatsvindt, doet de inspecteur in 2008 uitspraak op bezwaar tegen de VPB-aanslag 2000. Hij staat de dotatie alsnog toe. Vervolgens vraagt de inspecteur de VPB-aangifte 2004 op, en legt naar aanleiding daarvan een VPB-navorderingsaanslag 2004 op, waarbij hij de HIR laat vrijvallen. De inspecteur merkt daarbij op dat hij de aangifte niet eerder dan in 2008 heeft ontvangen. X bv stelt dat de inspecteur niet over het vereiste nieuwe feit beschikt. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat er geen sprake is van een nieuw feit en vernietigt de navorderingsaanslag. Volgens de rechtbank was de inspecteur er ten tijde van het opleggen van de VPB-aanslag 2004 mee bekend dat X bv in 2000 aan de HIR had gedoteerd en dat deze dan in 2004 moest vrijvallen. Hof Amsterdam oordeelt dat het in 2008 ingezonden aangiftebiljet VPB 2004 als nieuw feit moet worden aangemerkt. Verder stelt het hof vast dat de inspecteur geen ambtelijk verzuim heeft begaan. Volgens het hof kan het de inspecteur namelijk niet worden aangerekend dat hij de primitieve aanslag 2004 heeft opgelegd op basis van de aanslagregeling op dat moment: in overeenstemming met de over het jaar 2000 opgelegde aanslag waarbij vorming van de HIR niet was geaccepteerd. Het Hof merkt vervolgens nog op dat het onhandig was van de inspecteur dat hij de primitieve aanslag voor het jaar 2004 heeft opgelegd alvorens uitspraak op bezwaar inzake het jaar 2000 te doen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat de bewijslast dat de navorderingsaanslag 2004 onjuist is, op X bv rust. De A-G is het weliswaar eens met X bv dat de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan, omdat hij er van op de hoogte was dat niet tijdig was geherinvesteerd, maar volgens de A-G kan X bv zich niet op het ambtelijk verzuim beroepen. De A-G wijst daarbij op de ‘discrepantiejurisprudentie'. Onduidelijk blijft volgens de A-G echter of X bv zelf, tijdens het telefonisch overleg uit juli 2008, heeft voorgesteld om over 2004 na te vorderen. Nu de bewijslast op X bv rust, is het aan haar om de onduidelijkheid op dit punt weg te nemen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Datum: 05-12-2014 ECLI: ECLI:NL:PHR:2014:2283 Editie: 24 december Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal) Nummer: 14/02920 Rubriek: Inkomstenbelasting , Vennootschapsbelasting Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16 , Wet inkomstenbelasting 2001, 3.25 , Wet op de vennootschapsbelasting 1969, 8 - Vernietiging informatiebeschikkingen vanwege 'fishing expedition'
Hof 's-Hertogenbosch vernietigt de aan een Antilliaanse beleggingsvennootschap opgelegde informatiebeschikkingen. De inspecteur kan in redelijkheid niet het vermoeden hebben dat mogelijk sprake is van belastingplicht in Nederland.
Belanghebbende, X, is een naar Antiliaans recht opgerichte beleggingsvennootschap. De heer F heeft 85% van de aandelen en zijn kinderen de resterende 15%. F woont sinds 1994 in België. Naar aanleiding van een FIOD-onderzoek bij M bv ontvangt de inspecteur allerlei bescheiden die hem op het standpunt stellen, dat X mogelijk belastingplichtig is in Nederland. De inspecteur verzoekt X herhaaldelijk om het overleggen van de administratie en ook worden aan X aangiftebiljetten vennootschapsbelasting uitgereikt over de jaren 2005 tot en met 2009. Op 24 juli 2012 verzoekt de inspecteur X nogmaals om de volledige administratie te overleggen. Naar aanleiding van een telefoongesprek met de gemachtigde van X geeft de inspecteur op 31 oktober 2012 de in geschil zijnde informatiebeschikkingen af. In geschil is of deze terecht zijn vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de informatiebeschikkingen. De inspecteur komt in hoger beroep. Volgens Hof 's-Hertogenbosch moet vastgesteld worden of de inspecteur in redelijkheid het vermoeden kan hebben dat mogelijk sprake is van belastinglicht in Nederland. Dit zou het vragen van inlichtingen rechtvaardigen. De bewijslast rust daarbij op de inspecteur. Het hof is van mening dat de aanwijzingen die de inspecteur voor de belastingplicht heeft dusdanig beperkt zijn dat het verder vragen van inlichtingen een "fishing expedition" wordt. Dit zou in strijd zijn met de strekking van artikel 47 AWR. De aanwijzingen dat de feitelijke leiding van X mogelijk in Nederland gelegen zou kunnen zijn, dan wel dat X een vaste inrichting in Nederland heeft zijn te mager. De informatiebeschikkingen worden vernietigd. Het hoger beroep van de inspecteur is ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 28-11-2014 ECLI: ECLI:NL:GHSHE:2014:4992 Editie: 24 december Instantie: Hof 's-Hertogenbosch Nummer: 14-00436 tot en met 14-00447 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2661 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a - Uitblijven reactie op hooruitnodiging is nog geen afstandverklaring
Rechtbank Overijssel oordeelt dat de heffingsambtenaar uit het uitblijven van een reactie op een hooruitnodiging niet mocht afleiden dat X (stilzwijgend) afstand had gedaan van haar recht te worden gehoord.
Belanghebbende, X, is het niet eens met de WOZ-waarde van haar woning. In geschil is of de hoorplicht is geschonden.
Rechtbank Overijssel oordeelt dat de heffingsambtenaar uit het uitblijven van een reactie op een hooruitnodiging niet mocht afleiden dat X (stilzwijgend) afstand had gedaan van haar recht te worden gehoord (HR 15 mei 2009, nr. 08/00437, V-N 2009/24.9). De rechtbank overweegt dat het uitblijven van een reactie binnen de gestelde termijn ook een andere oorzaak of andere reden kon hebben. Bij twijfel over de vraag of X toestemming heeft gegeven om van het horen af te zien, blijft de heffingsambtenaar gehouden X in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Dit kan gebeuren door X daartoe uit te nodigen op een door de heffingsambtenaar vastgesteld tijdstip en vastgestelde plaats. Aan de schending van de hoorplicht kan niet met toepassing van art. 6:22 Awb worden voorbijgegaan nu tussen partijen verschil van mening bestaat over de waardering van de feiten. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en verwijst de zaak terug naar de heffingsambtenaar.
Wetsartikelen:
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:RBOVE:2014:6687 Editie: 24 december Instantie: Rechtbank Overijssel Nummer: ak_14 _ 1489 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2660 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 6:22 en 7:2 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 25-1 - Hof moet alsnog onderzoeken of indiener griffierecht niet kan b...
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in verzet dat van een kennelijk niet-ontvankelijk hoger beroep geen sprake was. Het hof had moeten onderzoeken of X niet in verzuim was omdat hij niet in staat was het griffierecht te betalen.
Belanghebbende, X, stelt hoger beroep in tegen een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Hof 's-Hertogenbosch verklaart het hoger beroep met toepassing van art. 8:54 Awb niet-ontvankelijk omdat het verschuldigde griffierecht niet is betaald. Tegen deze uitspraak gaat X in verzet.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in verzet dat er van een kennelijk niet-ontvankelijk hoger beroep geen sprake was. Voor het einde van de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden betaald, heeft X een inkomensverklaring naar het hof gestuurd, welke inkomensverklaring door het hof is aangemerkt als een verzoek om vermindering of kwijtschelding van het verschuldigde griffierecht. Naar het oordeel van het hof vormt de inhoud van dit verzoek aanleiding voor een beoordeling van de vraag of X, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2014, nr. 12/03888, BNB 2014/135, redelijkerwijs niet in verzuim is geweest. Van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep is daarom in het onderhavig geval geen sprake. Het verzet is gegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 28-11-2014 ECLI: ECLI:NL:GHSHE:2014:4994 Editie: 24 december Instantie: Hof 's-Hertogenbosch Nummer: 13-01013, 13-01014, 13-01015 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 8:41 , Algemene wet bestuursrecht, 8:54 - (Navorderings)aanslagen zwartspaarder gehandhaafd
Hof 's-Hertogenbosch beslist dat de inspecteur, ondanks dat niet alle aangiftebiljetten zijn overgelegd, aannemelijk heeft gemaakt dat X de rente en het vermogen van een KBL-rekening niet heeft aangegeven.
X hield in de jaren 1990 tot en met 2000 een bankrekening aan bij de Kredietbank Luxemburg (hierna: KBL). In het kader van het zogenaamde rekeningenproject is X op basis van een microfiche als zodanig geïdentificeerd. De inspecteur legt X over de periode 1990 tot en met 2000 de in geschil zijnde (navorderings)aanslagen ib/pvv en vb op met vergrijpboeten. In de bezwaarfase worden de boeten verminderd met 20%. De (navorderings)aanslagen worden gehandhaafd. X komt in beroep. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is alleen het beroep gegrond wat betreft de navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 1995. Deze wordt vernietigd. Voor het overige worden de (navorderings)aanslagen gehandhaafd. X komt in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat de microfiches die de inspecteur heeft ontvangen, op rechtmatige wijze zijn verkregen. Volgens het hof heeft de inspecteur niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, omdat hij niet alle aangiftebiljetten heeft overgelegd. De inspecteur kan evenwel, gelet op de vrije bewijsleer, niet alleen door het overleggen van de aangiftebiljetten, maar ook op andere wijze aannemelijk maken dat X de rente en het vermogen ter zake van de rekening bij KBL niet heeft aangegeven. De inspecteur is in de bewijslast geslaagd en de belastingaanslagen blijven in stand. Het hof vindt de boeten van 50% passende en ook geboden sancties voor de begane vergrijpen. Wat betreft het hoger beroep betreffende de aanslag over het jaar 1995 is het niet-ontvankelijk. Het hoger beroep betreffende de aanslagen over de overige jaren is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Datum: 04-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHSHE:2014:5201 Editie: 24 december Instantie: Hof 's-Hertogenbosch Nummer: 13-01176 tot en met 13-01196 Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2658 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 8:42 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 67e - Geen woondelenvrijstelling voor behandelcentrum jongeren met complexe gedragsproblemen
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de woondelenvrijstelling niet van toepassing is op het behandelcentrum voor kinderen en jongeren met complexe gedragsproblemen.
Belanghebbende, X, is een stichting die een behandelcentrum exploiteert voor kinderen en jongeren vanaf 12 jaar met complexe gedragsproblemen. De jongeren verblijven in het behandelcentrum met een machtiging van de kinderrechter. In geschil is of de woondelenvrijstelling van toepassing is.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de woondelenvrijstelling niet van toepassing is op het behandelcentrum voor kinderen en jongeren met complexe gedragsproblemen. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een duurzaam verblijf dat het karakter heeft van wonen, maar van een verblijf met een tijdelijk karakter ten behoeve van een zo kortdurend mogelijke behandeling. Volgens het jaarverslag van X neemt zij immers ‘maar voor een bepaalde tijd de opvoeding van de ouders over'. Het verblijf is bovendien op onvrijwillige basis, namelijk met een machtiging van de kinderrechter. De behandeling en het daaraan gekoppelde verblijf is daarom gericht op een zo spoedig mogelijke uitstroom, waarbij het merendeel van de jongeren teruggaat naar huis. Van een duurzaam verblijf dat voor de jongeren het karakter heeft van wonen, is geen sprake. Dat een deel van de jongeren in de basisregistratie personen op het adres van X wordt ingeschreven, leidt niet tot een ander oordeel nu deze inschrijving geen zelfstandig criterium is. Het beroep van X is wel gegrond, omdat de WOZ-waarde van het behandelcentrum te hoog is vastgesteld.
Wetsartikelen:
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2014:7801 Editie: 24 december Instantie: Rechtbank Gelderland Nummer: AWB - 14 _ 1295 Rubriek: Belastingen van lagere overheden Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2657 Wetsartikelen: Gemeentewet, 220e , Wet waardering onroerende zaken, 17 - Slechte gezondheid geen excuus voor niet verstrekken van informatie betreffende buitenlandse bankrekening
Volgens Hof Den Haag heeft de inspecteur de informatiebeschikkingen betreffende buitenlandse bankrekeningen terecht gegeven. De slechte gezondheid van X is geen excuus voor het niet verstrekken van de gevraagde informatie.
De inspecteur verzoekt X bij brief van 13 februari 2012 om informatie omtrent buitenlandse bankrekeningen. Een kopie van deze brief heeft de inspecteur op 17 september 2012 aan de gemachtigde van X gestuurd. De informatie wordt niet gegeven. De inspecteur geeft vervolgens op 12 oktober 2012 en 15 oktober 2012 informatiebeschikkingen. X komt in beroep. De gemachtigde van X stelt dat het voor X , gelet op haar geestelijke en fysieke gesteldheid en haar gevorderde leeftijd, niet mogelijk is de betreffende vragen te beantwoorden. Rechtbank Den Haag verklaart de beroepen van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Den Haag kan het X worden aangerekend dat zij, in de periode voor het tijdstip waarop de door de inspecteur gevraagde informatie en gegevens uiterlijk dienden te worden verstrekt, heeft nagelaten om maatregelen te treffen zoals het aanstellen van een zaakwaarnemer of het geven van een adequate volmacht. Die hadden ertoe kunnen leiden dat wel aan de informatieverplichting zou kunnen worden voldaan. Gelet op het feit dat X een zeer vergevorderde leeftijd heeft en dat zij reeds in het jaar 2004 in slechte gezondheidstoestand verkeerde had zij deze maatregelen al eerder moeten nemen. Gesteld noch gebleken is dat zij in die periode niet op enig moment in staat was om zulke maatregelen te treffen. Het hoger beroep is ongegrond. X krijgt zes weken de tijd om alsnog aan de inspecteur de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a
Datum: 02-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2014:4132 Editie: 24 december Instantie: Hof Den Haag Nummer: BK-14-00185 t-m 14-00188 Rubriek: Belastingrecht algemeen , Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2656 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 47 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 49 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 52a - Vaststellingsovereenkomst over KB Lux is bindend en definitief
Hof 's-Gravenhage oordeelt in hoger beroep dat mevrouw X niet tot de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst was gerechtigd, aangezien de inspecteur niet in de nakoming van zijn verbintenissen daaruit tekort is geschoten. Met het sluiten van de overeenkomst is het geschil voorts definitief beëindigd.
Aan belanghebbende, mevrouw X, is een navorderingsaanslag vermogensbelasting opgelegd in verband met een door X en haar zuster aangehouden bankrekening bij KB Lux. In deze aanslag is het totaalbedrag van de belastingen over 1991 tot en met 2000, alsmede de verhogingen, vergrijpboetes (hierna samen boetes) en heffingsrente begrepen. Dit is conform de door X ondertekende vaststellingsovereenkomst. Rechtbank Den Haag oordeelt dat geen sprake is van enig wilsgebrek bij de totstandkoming van deze overeenkomst en dat X aan de overeenkomst is gebonden. X stelt in hoger beroep primair dat de overeenkomst inmiddels door een schriftelijke verklaring buitengerechtelijk is ontbonden art. 6: 267 lid 1 BW. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat X niet tot ontbinding van de overeenkomst was gerechtigd, aangezien de inspecteur niet in de nakoming van zijn verbintenissen daaruit tekort is geschoten. Met het sluiten van de overeenkomst is het geschil voorts definitief beëindigd. Er kan dus in het midden blijven of de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld en of de boetes vanwege de redelijke termijn verminderd moeten worden. Desondanks staat het X wel vrij om in verband met het overschrijden van de redelijke termijn een immateriële schadevergoeding te claimen. Deze termijn is terecht verlengd in verband met aanhouding van de zaak in afwachting van de proefprocedure, alsmede de tijd dat X niet heeft geantwoord op het verzoek om gehoord te worden en vijf maanden heeft gedaan over de motivering van het beroepschrift. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 12-11-2014 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2014:3697 Editie: 24 december Instantie: Hof Den Haag Nummer: BK-13_00454 Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2655 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16 - Antwoord op vragen over getuigenissen door belastingambtenaren
De Staatssecretaris van Financiën stelt dat er geen beleid is over het informeren en instrueren van belastingambtenaren die als getuige in de rechtbank moeten verschijnen.
Brief Staatssecretaris van Financiën, 18 december 2014, nr. DGB/2014/6726 U
Er is geen beleid over het informeren en instrueren van belastingambtenaren die als getuige in de rechtbank moeten verschijnen. Van geval tot geval wordt beoordeeld of en op welke wijze belastingambtenaren die als getuige moeten optreden, worden voorgelicht. Dit gebeurt in het algemeen door de Landsadvocaat of de Rijksadvocaat. Een belangrijk deel van die voorlichting gaat over de plicht van een getuige om een beroep te doen op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR.
Voor wat betreft een tipgever heeft de Belastingdienst de beleidslijn dat zij zich ten doel stelt de identiteit van de tipgever zo lang mogelijk geheim te houden, niet alleen voor zijn eigen veiligheid maar ook om mogelijk toekomstige tipgevers niet af te schrikken. Overigens wordt met betrekking tot het uitloven van tipgelden een zeer terughouden beleid gevoerd. Verder valt de exacte afspraak die met de tipgever over zijn vergoeding wordt gemaakt onder de fiscale geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR.
Als er door het ministerie geen gehoor wordt gegeven aan de uitspraak van de rechtbank dat de ‘anonieme' tipgever bekend moet worden gemaakt is de sanctie uitdrukkelijk niet dat de geheimhoudingsplicht dan ter zake van de inhoud van de stukken vervalt of dat de informatie daarin openbaar wordt.
Dit heeft de Staatssecretaris van Financiën onder meer geantwoord op vragen van de Tweede Kamerleden Van Klaveren, Bontes en Omtzigt.
Datum: 18-12-2014 Editie: 24 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2653 - Verlengde navordering voor belegging bij Interpolis Luxembourg
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de heer X een belegging aanhield bij Interpolis Luxembourg en dat dus sprake was van in het buitenland aangehouden vermogen.
De heer X overlijdt in 2010. In 2011 legt de inspecteur met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar diverse navorderingsaanslagen aan hem op. Volgens de inspecteur belegde X in 2000 tot en met 2004 bij Interpolis Luxembourg. Belanghebbenden, de erven van X, erkennen dat X verzwegen participaties had, maar dat X daarmee gewoon in Nederland belegde. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X in Luxemburg had belegd. Het enige dat aannemelijk is geworden, is dat X geld ter belegging had overgemaakt aan een in Nederland gevestigde vermogensbeheerder. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X een belegging aanhield bij Interpolis Luxembourg en dat dus sprake was van in het buitenland aangehouden vermogen. Het enkele feit dat het beheer mogelijk plaatsvond door een vermogensbeheerder in Nederland doet daar niet aan af. Er kan in het midden blijven waar precies in werd belegd. Uit de FIOD-onderzoeken 'Black Fruit 1 en 2' bleek dat de vermogensbeheerder slechts over beperkte cliëntinformatie beschikte. Van een in alle openheid aanhouden van beleggingen in Nederland was dus ook geen sprake. De inspecteur heeft het voortvarendheidsvereiste voorts niet geschonden. De onderzoeken hadden betrekking op ruim 500 beleggers en waren zeer omvangrijk en gecompliceerd. De zesmaandstermijn is op geen enkel moment overschreden, ook al had de inspecteur soms wellicht wat sneller kunnen reageren. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 30-10-2014 ECLI: ECLI:NL:GHSHE:2014:4489 Editie: 24 december Instantie: Hof 's-Hertogenbosch Nummer: 13-01122 Rubriek: Inkomstenbelasting Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2654 Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 16 - Indexering griffierechten
Per 1 januari 2015 worden de griffierechten geïndexeerd.
Regeling Minister van Veiligheid en Justitie, 12 december 2014, nr. 591110, Stcrt. 2014, 37105
Het griffierecht voor de meeste belastingzaken in eerste aanleg voor natuurlijke personen blijft € 45. Voor een aantal specifieke belastingzaken (o.a. dividendbelasting, omzetbelasting en BPM) gaat het tarief voor natuurlijke personen van € 165 naar € 167. Voor rechtspersonen geldt in alle belastingzaken dat het tarief van € 328 naar € 331 gaat. In hoger beroep en cassatie gaat in de meeste belastingzaken het griffierecht voor natuurlijke personen van € 122 naar € 123. In de specifieke belastingzaken gaat het tarief voor natuurlijke personen van € 246 naar € 248. Voor rechtspersonen geldt in alle belastingzaken dat het tarief van € 493 naar € 497 gaat. Deze indexering staat los van het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot aanpassing van de griffierechten (wetsvoorstel 33757). Ook enkele bedragen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht worden geïndexeerd. Het gaat om het maximale uurtarief voor verletkosten en de waarde per punt, genoemd in onderdeel B van de bijlage. Het minimale uurtarief voor verletkosten wordt niet verhoogd. Voor de indexering van de bestuursrechtelijke bedragen bevat deze regeling ander overgangsrecht dan in de afgelopen jaren gebruikelijk was. Voortaan wordt in beginsel uitgegaan van de datum van ontvangst van het bezwaar- of beroepschrift.
Datum: 12-12-2014 Editie: 24 december Regelgevende instantie: Ministerie van Veiligheid en Justitie Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2652 - Nederland gaat informatie over rulings uitwisselen
Nederland zal informatie over rulings uitwisselen met verdragspartners. Dat heeft staatssecretaris Wiebes van Financiën geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Klaver (GroenLinks).
Brief Staatssecretaris van Financiën, 19 december 2014, nr. IZV/2014-728U
De staatssecretaris juicht het uitwisselen van rulings toe. Hij hoopt dat meer landen het initiatief van België en Luxemburg volgen. Op dit moment wordt uitgezocht of, en zo ja in welke gevallen, er Nederlands heffingsbelang is in relatie tot Luxemburgse rulings. De staatssecretaris is ertoe bereid rulings op te vragen. Het faciliteren van uitwisseling door de EU ligt in lijn met de oproep rulings uit te wisselen. Hierdoor wordt fiscale controle door belastingdiensten verbeterd. Wel moet zorgvuldig worden omgegaan met de capactiteit van belastingdiensten en de belangen van belastingplichtigen. Nederland kent daarom een geheimhoudingsplicht.
Datum: 19-12-2014 Editie: 24 december Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën Rubriek: Internationaal belastingrecht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2651 - Proceshouding gemachtigde reden voor lagere proceskostenvergoeding
Rechtbank Gelderland ziet in de handelwijze van de gemachtigde van X aanleiding om de proceskostenvergoeding met toepassing van art. 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht te matigen.
Belanghebbende, X, schakelt een gemachtigde in die bezwaar maakt tegen de WOZ-waarde van zijn woning.
Rechtbank Gelderland ziet in de handelwijze van de gemachtigde van X aanleiding om de proceskostenvergoeding met toepassing van art. 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht te matigen. De gemachtigde heeft eerst de indruk gewekt dat hij akkoord was met de door de gemeente voorgestelde WOZ-waarde en heeft deze indruk enige tijd laten bestaan. Pas op de zitting heeft de gemachtigde verklaard dat er geen overeenstemming is over de waarde. De rechtbank heeft zich hierdoor genoodzaakt gevoeld het vooronderzoek te heropenen. Vervolgens heeft de gemachtigde wederom niets van zich laten horen. Hoewel hij geen toestemming had gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting, is hij niet op die zitting verschenen. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van de gemachtigde in strijd met hetgeen volgens goede procesorde verwacht mag worden van een beroepsmatig handelende rechtsbijstandverlener. Dit heeft ertoe geleid dat er meer proceshandelingen zijn verricht dan redelijkerwijs noodzakelijk was. De rechtbank beperkt de vergoeding voor de fase van bezwaar en beroep tot € 800.
Wetsartikelen:
Datum: 18-12-2014 ECLI: ECLI:NL:RBGEL:2014:7843 Editie: 24 december Instantie: Rechtbank Gelderland Nummer: AWB - 13 _ 7917 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 7:15 en 8:75 , Besluit proceskosten bestuursrecht, 2-3 - Geen bezwaar mogelijk tegen 'Mededeling Loonheffingen Correctieverplichting'
Rechtbank Den Haag oordeelt dat tegen een ‘Mededeling Loonheffingen Correctieverplichting' geen bezwaar en beroep openstaat bij de bestuursrechter.
Belanghebbende, X, ontvangt van de Belastingdienst de ‘Mededeling Loonheffingen Correctieverplichting'. Zij besluit tegen deze mededeling bezwaar te maken. In geschil is of de Belastingdienst dit bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat tegen de ‘Mededeling Loonheffingen Correctieverplichting' geen bezwaar en beroep openstaat bij de bestuursrechter. De wetgever heeft de correctiemededeling van art. 28a Wet LB 1964 namelijk niet aangewezen als voor bezwaar vatbare beschikking. De onmogelijkheid om bezwaar en beroep in te stellen is naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met art. 6 EVRM, nu dit artikel niet van toepassing is op geschillen over de heffing van belasting. Dat X een verzuimboete riskeert als zij niet voldoet aan de correctieverplichting, maakt dit niet anders, te meer omdat X een eventuele verzuimboete wel aan de bestuursrechter kan voorleggen. Ook wanneer moet worden aangenomen dat er in dit geval sprake is van het vaststellen van burgerlijke verplichtingen van X, dan nog is van schending van art. 6 EVRM geen sprake. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond.
Wetsartikelen:
Datum: 25-09-2014 ECLI: ECLI:NL:RBDHA:2014:12463 Editie: 24 december Instantie: Rechtbank Den Haag Nummer: AWB - 14 _ 1588 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Wetsartikelen: Algemene wet inzake rijksbelastingen, 26 , Wet op de loonbelasting 1964, 28a - Pseudo-eindheffing hoog loon niet in strijd met Europees recht
Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat de crisisheffing van art. 32bd Wet LB 1964 niet in strijd is met het wettelijke systeem, met art. 26 IVBPR of met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM.
Belanghebbende, X, is het niet eens met de afdracht van de zogeheten pseudo-eindheffing hoog loon die zij in maart 2013 heeft afgedragen voor werknemers die in 2012 een loonsom hebben genoten van meer dan € 150.000.
Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat de crisisheffing van art. 32bd Wet LB 1964 niet in strijd is met het wettelijke systeem, met art. 26 IVBPR of met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het hof verwerpt de stelling van X dat er sprake is van strijd met art. 26 IVBPR doordat de crisisheffing niet geldt voor belastingplichtigen met een inkomen van meer dan € 150.000. Het hof acht, bezien tegen de achtergrond van de crisisheffing, werkgevers en niet-werkgever geen gelijke gevallen. De keuze van de wetgever om sommige werkgevers (met goed betaalde werknemers) zwaarder te belasten dan werkgevers die alleen werknemers in dienst hebben met een salaris beneden de € 150.000, is volgens het hof niet evident van redelijke grond ontbloot. Van strijd met art. 1 van het Eerste Protocol is evenmin sprake, ondanks de terugwerkende kracht van de crisisheffing. De terugwerkende kracht is volgens het hof niet zodanig ernstig dat de crisisheffing a priori leidt tot schending van de ‘fair balance'. Indien zich al een schending van art. 1 Eerste Protocol zou voordoen, dan zal die schending per individuele belastingplichtige moeten worden beoordeeld. X heeft onvoldoende omstandigheden aangevoerd die tot de conclusie leiden dat in haar geval sprake is van een excessieve last. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Datum: 16-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHDHA:2014:4131 Editie: 24 december Instantie: Hof Den Haag Nummer: BK-14-00585 tm Bk-14-00588 Rubriek: Loonbelasting Wetsartikelen: Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundament , Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, 26 , Wet op de loonbelasting 1964, 1 en 32bd - Belastingdienst/Toeslagen komt toezegging over betaling toeslagen te lang niet na
De Nationale ombudsman acht de klacht van X over het niet nakomen van toezeggingen door de Belastingdienst/Toeslagen over de betaling van toeslagen gegrond.
Belanghebbende, X, ontvangt al jarenlang toeslagen van de Belastingdienst/Toeslagen. De uitbetaling van de toeslagen wordt echter stopgezet nadat zij een wijziging heeft doorgegeven. X klaagt bij de Nationale ombudsman dat de Belastingdienst/Toeslagen toezeggingen dat een betaling wordt gedaan telkens niet nakomt.
De Nationale ombudsman acht de klacht van X over het niet nakomen van toezeggingen door de Belastingdienst/Toeslagen over de betaling van toeslagen gegrond. Zowel X als de Nationale ombudsman hebben herhaaldelijk contact gezocht met de Belastingdienst/Toeslagen, maar dit heeft lange tijd niet geleid tot de gewenste oplossing. Uiteindelijk blijkt dat het probleem wordt veroorzaakt door een spoedbetaling (een zogeheten ‘Stella-betaling) die het normale proces van betalen heeft verstoord. Een halfjaar na haar eerste melding over het ontbreken van betalingen van toeslagen verlopen de betalingen uiteindelijk weer zoals het moet. De ombudsman vindt dat dit te lang heeft geduurd waardoor X onnodig in de financiële problemen is gebracht.
Datum: 10-12-2014 Editie: 24 december Instantie: Nationale ombudsman Nummer: 2014/181 Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2647 - Inspecteur moet anonieme klikbrief alsnog integraal overleggen
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat beperkte kennisneming van de klikbrief en de daarbij behorende envelop niet gerechtvaardigd is en wijst het daartoe strekkende verzoek van de inspecteur af.
De heer X handelt in auto's en repareert deze ook. Tijdens een boekenonderzoek ontvangt de inspecteur een anonieme klikbrief. X is inmiddels onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld wegens gewoontewitwassen. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen, naheffingsaanslagen omzetbelasting, alsmede de vergrijpboetes. Volgens Hof 's-Hertogenbosch hoeft de inspecteur de klikbrief niet over te leggen. De inspecteur stelt met succes dat de brief niet de aanleiding was voor het instellen van het boekenonderzoek, noch daarmee verband houdt, en dat de brief niet van invloed was op de correcties en de boetes. De Hoge Raad (15 november 2013, nr. 12/00606, V-N 2013/57.5) oordeelt echter dat het hof zonder kennisneming van de inhoud van de brief niet kon beoordelen of de inhoud voor de besluitvorming in de zaak van belang is geweest. Als voldoende gemotiveerd is gesteld dat de brief van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming, dan moet de inspecteur de brief in principe overleggen. Volgt verwijzing. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt als geheimhoudingskamer bij wijze van tussenuitspraak dat beperkte kennisneming van de klikbrief en de daarbij behorende envelop niet gerechtvaardigd is en wijst het daartoe strekkende verzoek van de inspecteur af. De inspecteur stelt vergeefs dat de (anonieme) schrijver heeft verzocht de brief vertrouwelijk te behandelen en niets van de inhoud bekend te maken. Evenmin doet daaraan af dat de Belastingdienst mogelijk belang heeft bij het inzenden van klikbrieven en dat het inzenden daarvan, als de gevraagde geheimhouding niet kan worden gewaarborgd, zal afnemen. Daarbij verdient opmerking dat steeds in het individuele geval kan worden getoetst of beperkte kennisneming van een klikbrief is gerechtvaardigd. Het feit dat X criminele connecties zou hebben, zodat de schrijver mogelijk gevaar loopt, wordt ook niet voldoende zwaarwegend geacht. De brief bevat deels informatie over X die geacht kan worden algemeen bekend te zijn en deels informatie die het plaatselijke geruchtencircuit niet overstijgt. Het is dan ook niet aannemelijk dat met een redelijke mate van waarschijnlijkheid de identiteit van de schrijver uit de inhoud van de brief is op te maken. Het geding wordt geschorst en de inspecteur wordt verzocht de klikbrief en de envelop integraal als op de zaak betrekking hebbende stukken en dus als stukken van het geding over te leggen.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:42
Datum: 09-12-2014 ECLI: ECLI:NL:GHARL:2014:9540 Editie: 23 december Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden Nummer: 13/01292 tm 13/01298 Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2646 Wetsartikelen: Algemene wet bestuursrecht, 8:29 , Algemene wet bestuursrecht, 8:42 , Algemene wet inzake rijksbelastingen, 67 - Wijziging Regeling Wfsv
In verband met de afschaffing van liquiditeitsreserves en enkele andere wijzigingen wordt de Regeling Wfsv gewijzigd.
Regeling Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1 december 2014, 2014-0000161602, Stcrt. 2014, 35023
Deze wijzigingsregeling bevat technische wijzigingen die voortvloeien uit wijziging van verschillende wetten. Een wijziging van wetstechnische aard is doorgevoerd naar aanleiding van de inwerkingtreding van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen en de daarmee samenhangende wijziging van art. 1.2 lid 4 onderdeel b Wet IB 2001 per 1 januari 2015. Bepalingen over de gemoedsbezwaarden worden technisch aangepast in verband met de Wfsv en wijziging van de Ziektewet. De regeling met betrekking tot het aanhouden van een liquiditeitsreserve in de sectorfondsen wordt ingetrokken in verband met geïntegreerd middelenbeheer geregeld in de Wfsv. De regelingen over de garantie voor overheidswerkgevers worden ingetrokken. De meeste wijzigingen treden in werking per 1 januari 2015. Enkele wijzigingen treden in werking per 1 januari 2016.
Datum: 01-12-2014 Editie: 23 december Regelgevende instantie: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rubriek: Premieheffing Uitgavenummer: V-N Vandaag 2014/2644
Procedures melden
Heeft u een fiscale procedure gevoerd en is deze zaak nog niet gepubliceerd op rechtspraak.nl? Stuur uw procedure naar de redactie!
Nieuwe aantekeningen in Vakstudienieuws
U wordt doorverwezen naar de Kluwer Navigator
Meest gelezen
Uitvergroot
Recente Fiscale ergernissen
Columns
Verschenen in het Weekblad
- 7235 (19 april 2018) 18 april 2018 266 keer bekeken
- 7234 (12 april 2018) 11 april 2018 553 keer bekeken
- 7233 (5 april 2018) 04 april 2018 766 keer bekeken
- 7232 (29 maart 2018) 28 maart 2018 755 keer bekeken
- 7231 (22 maart 2018) 21 maart 2018 1174 keer bekeken