Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de belastinginspecteur het saldo aan negatieve inkomsten uit eigen woning terecht en juist heeft gecorrigeerd. Dit tot teleurstelling van een gescheiden man die daardoor slechts de helft van de hypotheekrente mag aftrekken terwijl hij alle kosten van de woning heeft betaald.

De zaak (21 maart 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1840) verloopt als volgt. Een man en een vrouw zijn gehuwd. De man is tot 1 december 2019 ingeschreven op het adres van de woning waar hij met zijn echtgenoot heeft gewoond. Op 28 februari 2020 volgt het echtscheidingsverzoek.

De man betaalt in 2019 alle kosten van de woning. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2019 geeft de man het volledige saldo negatieve inkomsten uit eigen woning aan. De vrouw geeft daarentegen de helft van het saldo aan.

De inspecteur wijkt bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting af van de aangifte van de man. Hij rekent 50% van het saldo inkomsten uit eigen woning toe aan de man. Daar is de man het niet mee eens. Hij heeft tenslotte alles betaald.

Maar Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur het saldo aan negatieve inkomsten uit eigen woning terecht en juist heeft gecorrigeerd. De man en de vrouw zijn geheel 2019 nog elkaars fiscale partners. Omdat de partners geen juiste gezamenlijke keuze voor de verdeling van de negatieve inkomsten uit eigen woning maken, verdeelt de inspecteur het saldo van deze inkomsten terecht 50:50. Het maakt daarbij niet uit dat de man in 2019 alle lasten heeft betaald.

Belang voor de praktijk

Dat de man en vrouw geheel 2019 nog elkaars fiscale partners zijn volgt uit art. 5a lid 4 AWR. Gehuwden zijn niet meer elkaars fiscale partners vanaf het moment dat (1) zij niet meer staan ingeschreven op hetzelfde woonadres én (2) het echtscheidingsverzoek is ingediend. Omdat het echtscheidingsverzoek pas in 2020 is ingediend, zijn zij in 2019 nog ‘gewoon’ elkaars fiscale partner.

Fiscale partners kunnen de (negatieve) inkomsten uit eigen woning naar eigen inzicht verdelen in hun aangiften inkomstenbelasting. Als geen (juiste) onderlinge verhouding wordt gekozen dan geldt de fictie dat dit (negatieve) inkomen bij ieder van hen voor de helft is opgekomen (art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001).

Het is zaak dat partners die in echtscheiding liggen goede en duidelijke afspraken maken, ook op het
punt van de verdeling van de aftrek in de aangiften inkomstenbelasting. Dit om onaangename
verrassingen te voorkomen.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

5663

Gerelateerde artikelen