Naar aanleiding van het arrest HR 26 juni 2009 (nr. 42 764, BNB 2010/5) is artikel 67q AWR gewijzigd. Waar voorheen een verzuimboete in de weg stond aan een vergrijpboete voor hetzelfde feit, is thans in artikel 67q AWR bepaald dat een verzuimboete een vergrijpboete geen strobreed in de weg hoeft te leggen. Deze in de literatuur bekritiseerde bepaling is met ingang van 1 januari 2012 in werking getreden. Naast de (mogelijke) strijd met het una via beginsel, is ook het tweede lid van het artikel zeer opmerkelijk.

In het eerste lid is namelijk vastgelegd dat indien reeds een verzuimboete is opgelegd, vereist is dat nieuwe bezwaren bekend zijn geworden, alvorens een vergrijpboete kan worden opgelegd. Volgens het tweede lid van artikel 67q AWR wordt onder nieuwe bezwaren verstaan: verklaringen van de belastingplichtige, inhoudingsplichtige of derden. En dat is vreemd.

Als uitvloeisel van het adagium dat niemand verplicht is om aan zijn eigen veroordeling mee te werken – het zogenoemde nemo tenetur beginsel – heeft het EHRM meerdere malen geoordeeld dat verklaringen – per definitie afhankelijk van de wil van de beschuldigde – niet mogen worden gebruikt als grondslag voor de boete. Ook de Hoge Raad is van oordeel dat informatie afhankelijk van de wil van de beschuldigde slechts mag worden gebruikt voor vaststelling van de belastingschuld en derhalve niet als grondslag voor een (vergrijp)boete.

Kennelijk heeft de wetgever het wél goed gevonden dat informatie afhankelijk van de wil van de beschuldigde gebruikt wordt als opstap naar een vergrijpboete. De wetgever druist hiermee in tegen de leer van zowel het EHRM als de Hoge Raad en verkiest bestraffing boven rechtsbescherming. Dat is zorgelijk!

Informatiesoort: Column

20