Laatst had ik een droom. Het is Prinsjesdag 2013. Jeroen Dijsselbloem biedt zijn befaamde koffertje aan het parlement aan. Daar staat hij, met het hoofd vol belastingplannen. Het parlement is muisstil als hij gaat spreken. ‘Willen jullie meer of minder onder water staande woningen?', roept hij. Onze volksvertegenwoordigers worden wild van enthousiasme. ‘Minder', roept er één. De rest volgt. ‘Minder, minder, minder', wordt er door het voltallige parlement gescandeerd. Tot zestien keer toe. Aangemoedigd door dit succes hervat Jeroen het woord. ‘En willen jullie meer of minder overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden?' Nu kijken de parlementariërs elkaar wat verdwaasd aan. Moeilijke vraag, zie je ze denken. ‘Meer!', roept er eentje. ‘Nee, minder', roept een ander. Uiteindelijk winnen de minderroepers. ‘Nou, dan ga ik dat voor jullie regelen.'

Ik schrik wakker. Volgens het CBS staat één op de drie woningen onder water. Niet minder maar méér woningen staan onder water. Tenminste, begin 2013. Alle schenkingen van goedbedoelende, vermogende ouders en suikertantes zullen sindsdien toch hopelijk wel een bijdrage hebben geleverd aan het droogmalen van woningen? Maar hoe zit dat met het overgangsrecht? Hebben we daar nu – anno 2014 – meer of minder van?

Meer, kan ik u zeggen. Stel, je hebt een woning met een bestaande eigenwoningschuld van € 250.000 en je lost hier een ton op af. Je bestaande eigenwoningschuld daalt daardoor naar € 150.000. Definitief zou je verwachten, maar niets is minder waar. Twee situaties:

  1. Je verkoopt de woning voor (stel) € 250.000 en je koopt een nieuwe woning voor € 350.000.
  2. Je verbouwt de woning voor een ton en je gaat hier een nieuwe financiering voor aan.

In situatie 1 realiseer je een eigenwoningreserve van € 100.000. Maximaal kun je in box 1 € 250.000 financieren voor de aankoop van de nieuwe woning. Dit gehele bedrag wordt aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld. Ook in situatie 2 kwalificeert de nieuwe financiering als bestaande eigenwoningschuld. In beide situaties zou je gevoelsmatig verwachten dat er nog tot een bedrag van € 150.000 sprake is van een bestaande eigenwoningschuld en voor het restant – een ton – van een nieuwrecht eigenwoningschuld, waar je ten minste annuïtair op moet aflossen.

Toch heeft de wetgever het overgangsrecht in deze ruimhartige zin bedoeld, getuigt de parlementaire geschiedenis van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II. De wettekst zelf is een stuk minder expliciet. De relevante bepaling – artikel 10bis.1, derde lid, Wet IB 2001 – spreekt over ‘oversluiten'. Sinds wanneer verstaan we in het spraakgebruik onder oversluiten ook het verhogen van een (deels) afgeloste lening? Het antwoord: sinds 2013. Jeroen heeft het maar mooi geregeld.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

9

Gerelateerde artikelen