Voor per 1 januari 2016 vpb-plichtig geworden overheidsbedrijven zijn het drukke tijden. Onderzocht moet worden in welke gevallen zij een onderneming drijven, of zij in aanmerking kunnen komen voor een vrijstelling etc. Voorts zal de komende maanden moeten worden nagedacht over de openingsbalans die per 1 januari 2016 moet worden opgesteld.
Voor de liefhebbers van de fiscale winstbepaling – ik reken mijzelf daartoe – is de invoering van de belastingplicht voor overheidsbedrijven een zegen. Er dienen zich de komende jaren immers vele interessante vraagstukken aan met betrekking tot onderwerpen als vermogensetikettering, (on)zakelijk handelen en de waardering van activa en passiva in de fiscale openingsbalans. 
 
Activa en passiva worden, behoudens een paar uitzonderingen, in de fiscale openingsbalans tegen de waarde in het economische verkeer opgenomen. Als meer afstand wordt genomen van dit waarderingsvoorschrift, dan ziet men dat dit soms tot merkwaardige gevolgen leidt. Ik zal dat illustreren aan de hand van een voorbeeld. Indien een overheidslichaam op 30 december 2015 de handtekening zette onder een vijfjarig winstgevend leveringscontract met een afnemer, dan zal dit contract in de openingsbalans worden gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Die waarde is te berekenen op het verschil tussen de (contante gemaakte) toekomstige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot het leveringscontract. Het gevolg van deze openingsbalanswaardering is echter dat de winst die wordt behaald met het vijfjarige leveringscontract, volledig wordt toegerekend aan de onbelaste periode. De vraag is of dat wel reëel is. Men kan uiteraard betogen dat de grootste slag is geslagen met het binnenhalen van de afnemer (in de periode voorafgaand aan 30 december 2015) en dat het daarom logisch is dat de winst op het leveringscontract volledig aan de onbelaste periode wordt toegerekend. Aan de andere kant moet het overheidsbedrijf in de belaste periode gedurende vijf jaren prestaties verrichten in verband met het leveringscontract. Moet dan niet een deel van de winst uit hoofde van het leveringscontract aan die belaste periode worden toegerekend? 
 
In het hiervóór gegeven voorbeeld pakt de waarderingssystematiek in de openingsbalans positief uit voor het overheidsbedrijf. Ik kan echter moeiteloos gevallen bedenken, waarin die systematiek negatief uitpakt voor het overheidsbedrijf. Gedacht kan worden aan een contract dat in 2010 is gesloten, een aantal jaren winstgevend is geweest en vanaf het jaar 2015 een aantal jaren verlieslatend zal zijn. Door de openingsbalanswaardering komt dit verlies niet tot uitdrukking in de belaste periode, hoewel er in die periode jaarlijks meer middelen het overheidsbedrijf uitstromen dan dat er binnenkomen.
 
Een door de Samenwerking Vennootschapsbelasting Lokale Overheden (SVLO) op te stellen handreiking met betrekking tot de openingsbalans van overheidsbedrijven moet wat mij betreft niet klakkeloos uitgaan van de systematiek ‘waarde in het economische verkeer', maar moet oog hebben voor het totaalbeeld. Een benadering waarbij het positieve of negatieve totaalresultaat van langlopende contracten tijdsevenredig wordt verdeeld over de onbelaste en de belaste periode, spreekt mij wat dat betreft aan.
 
Uiteraard kunt u mij geen groter plezier doen dan uw ‘onredelijke' eigen ervaringen met de openingsbalansproblematiek – nu of in de toekomst – aan mij te melden. Aan de hand van mijn eigen openingsbalanservaringen en uw ervaringen hoop ik de door mij voorgestelde oplossing nader te verfijnen en u op enig moment een uitgewerkte set evenwichtige openingsbalansregels te presenteren.
 
Lees ook het thema Vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen: nieuwe regels vanaf 2016.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Vennootschapsbelasting

30

Gerelateerde artikelen