Afgelopen week debatteerde de Tweede Kamer plenair met demissionair minister-president Rutte over de begroting Algemene Zaken en de begrotingsstaten van (het kabinet van) de Koning.

Dit debat was om twee redenen interessant. Allereerst omdat het debat grotendeels ging over het afschaffen van de fiscale vrijstellingen van het Koninklijk Huis. In aanloop naar het debat was er al veel aandacht in de media voor dit onderwerp, omdat er voldoende politieke steun voor een grondwetswijziging lijkt te zijn. Daarnaast was dit, naar alle waarschijnlijkheid, het laatste begrotingsdebat van Rutte. Die verdedigde met verve, zoals eigenlijk alleen Rutte dat kan, de bijzondere fiscale positie van de Koning.

Een meerderheid in de Tweede Kamer is al langer van mening dat de Koning, net als de rest van Nederland, ‘gewoon belasting moet betalen’. In oktober 2022 werd een motie van Van Baarle (DENK) aangenomen, die de regering verzoekt “om een grondwetswijziging voor te stellen waarin de vrijstelling van belastingen voor de relevante leden van het Koninklijk Huis wordt afgeschaft”. Destijds stemden D66, PVV, SP, PvdA, GroenLinks, PvdD, FvD, Groep van Haga, Volt, BBB, BIJ1 en twee afgesplitste Kamerleden voor deze motie. De minister-president heeft deze motie nooit uitgevoerd omdat deze “niet is aangenomen met de voor deze wijzigingen vereiste gekwalificeerde meerderheid van twee derden.”

Verdeel en heers

Sinds de recente verkiezingen lijkt er wel voldoende politieke steun te zijn in zowel de Tweede als de Eerste Kamer om de belastingvrijdom van de Koning te schrappen. De PVV, NSC, D66, SP, Volt en PvdD hebben dit voornemen in hun verkiezingsprogramma’s opgenomen. Ook tijdens het debat was er brede steun voor dit plan. Deen (PVV), Maatoug (GL-PvdA), Sneller (D66), Van Vroonhoven (NSC), Beckerman (SP) en Van Baarle (Denk) bepleitten allen een belastingplicht voor de Koning. Keijzer (BBB) was wat terughoudender en wil eerst meer informatie ontvangen, maar gaf wel aan dat het “misschien een goed idee is dat ook de Koning inkomstenbelasting betaalt”.

Premier Rutte gaf in het debat duidelijk aan dat hij de belastingvrijdom van de leden van het Koninklijk Huis niet wil aanpassen, ondanks dat hij “geen principieel bezwaar heeft tegen een belastingbetalende Koning”. Interessant is vooral de wijze waarop Rutte dit kenbaar maakte. Allereerst door, luchtig en grappend, te benadrukken dat hij het heel verstandig vindt dat de Kamer dit onderwerp met zijn opvolger oppakt. Daarnaast focuste hij volledig op het enige punt waarop de partijen van mening kunnen verschillen: wordt de Koning gecompenseerd voor zijn gederfde inkomsten (brutering) of wordt zijn netto-inkomen gehalveerd als hij straks belasting moet betalen?

Parlementaire agenda

Ten slotte benadrukt Rutte veelvuldig de complexiteit van dit plan. Enerzijds vanwege de systematiek van de fiscale wetgeving, anderzijds vanwege de vereiste politieke steun voor deze aanpak in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. De boodschap die hij daarbij steeds afgeeft is: gaan we nu al deze moeite doen om slechts vier mensen te belasten? Het is vooral aan de BBB om deze vraag te beantwoorden, hun steun in de Eerste Kamer is cruciaal. Ondanks dat de BBB eerder voor het belasten van de Koning stemde, wil Keijzer (BBB) nu eerst meer informatie ontvangen.

Het volgende kabinet moet dit onderwerp oppakken. Een motie van D66, DENK, PvdD, SP, NSC en GL-PvdA verzoekt de regering “een wijzigingsvoorstel van artikel 40 Grondwet aan de Kamer voor te leggen om de vrijstelling van inkomstenbelasting voor leden van het Koninklijk Huis op te heffen”. Binnen vier weken na het aantreden van een nieuwe premier moet de Kamer worden geïnformeerd hoe deze motie wordt uitgevoerd. De kans is groot dat het volgende kabinet dit voorstel zal overnemen. Met oog op de afnemende populariteit van het Koningshuis én de maatschappelijke aandacht voor vermogensongelijkheid is het politiek aantrekkelijk om de koninklijke belastingvrijdom snel af te schaffen.

Informatiesoort: Parlementair

Rubriek: Inkomstenbelasting

7

Gerelateerde artikelen