Gisteren heb ik de laatste aflevering van seizoen 5 van de serie ‘Oogappels’ (zeer terechte winnaar van de Televizier-Ring) gekeken. Een heel verdrietige uitzending, waarin de vader van Erik overlijdt. De nasleep hiervan zal waarschijnlijk in seizoen 6 volgen.

Onder die nasleep valt in de echte wereld onder andere belastingheffing. Belastingheffing is nou niet echt een spannende verhaallijn voor een televisieserie, dus ik verwacht daarover niet veel terug te zien, maar voor menige erfgenaam kan de box 3-heffing in het systeem, zoals we dat kennen vanaf 1 januari 2023, toch een behoorlijke cliffhanger zijn.

Indien er meerdere erfgenamen zijn, ontstaat er een gemeenschap (art. 3:166 BW), welke wordt aangemerkt als bijzondere gemeenschap (art. 3:189 BW). Zolang de nalatenschap nog niet is verdeeld, is een erfgenaam voor een aandeel gelijk aan zijn erfdeel gerechtigd tot alle afzonderlijke vermogensbestanddelen in een nalatenschap. Tot 1 januari 2023 werd bij het openvallen van een nalatenschap met meerdere bezittingen en schulden vanuit praktisch oogpunt vaak volstaan met het gesaldeerd aangeven van de waarde van het erfdeel als overige bezitting in box 3. Met ingang van 1 januari 2023 kan dat niet meer. In de Overbruggingswet box 3 wordt het box 3-vermogen namelijk onderverdeeld in drie categorieën, te weten banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor elke vermogenscategorie geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage.

Box 3 werkt met name onredelijk uit, indien de erfgenaam een vordering heeft op of een schuld heeft aan de erflater en deze nog niet op de peildatum in box 3 is verrekend of door vermenging teniet is gegaan. Daarvan is bijvoorbeeld sprake in de volgende situatie. Een enig erfgenaam heeft een vordering van € 500.000 op de erflater. Hij weet niet of de nalatenschap nog meer schulden bevat en besluit de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Tot het moment van de vereffening van de nalatenschap blijft de nalatenschap een afgescheiden vermogen. Er blijkt uiteindelijk € 500.000 aan banktegoeden in de nalatenschap aanwezig te zijn. Voordat de vereffening heeft plaatsgevonden, komt een peilmoment in box 3. De erfgenaam moet de banktegoeden van € 500.000 aangeven (forfaitair rendement 0,01%, zijnde € 50), de vordering van € 500.000 als overige bezitting verwerken (forfaitair rendement van afgerond 6%, zijnde € 30.000) en ten slotte de schuld in de nalatenschap onder de schulden aangeven (negatief forfaitair rendement van afgerond 2,5%, zijnde -/- € 12.500). Het gemiddelde forfaitaire rendement bedraagt dan (€ 17.550/€ 500.000) = 3,51%, wat (na aftrek van het heffingvrij vermogen van € 57.000) uitkomt op een belastbaar box 3-inkomen van € 15.549. De box 3-heffing bedraagt dan € 4975 (32%). Zou de nalatenschap al zijn vereffend op de peildatum, dan was de erfgenaam slechts over het banksaldo van € 500.000 box 3 heffing verschuldigd, zijnde een bedrag van € 14 (€ 44 x 32%). Het feit dat een erfgenaam een vordering aan en een schuld op zichzelf als afzonderlijke vermogensbestanddelen moet verwerken, leidt tot een bizar onredelijke heffing.

Let wel, dit probleem speelt niet alleen bij beneficiaire aanvaarding maar bijvoorbeeld ook bij onverdeelde nalatenschappen met vorderingen op of schulden aan een van de erfgenamen. Denk hierbij aan een wettelijke verdeling ex art. 4:13 BW, waarbij de langstlevende ouder komt te overlijden en de onderbedelingsvorderingen van de kinderen opeisbaar worden. De overbedelingsschuld van de overleden langstlevende ouder en de onderbedelingsvorderingen van de kinderen zijn vanaf het moment van overlijden niet meer gedefiscaliseerd en moeten worden opgenomen in box 3. Overlijdt de langstlevende ouder daags vóór de peildatum en is de nalatenschap nog niet verdeeld op 31 december van een kalenderjaar, dan dienen de kinderen de volledige vordering te verwerken in box 3 alsmede ieder hun aandeel in de daartegenover staande schuld aan zichzelf (en aan de andere kinderen). Per saldo leidt box 3 tot een heffing over inkomen dat niet wordt genoten. Als er rente is verschuldigd, betaalt de erfgenaam immers de rente (deels) aan zichzelf. Per saldo (over dat deel) geen rendement.

In het Belastingplan 2024 zijn twee verfijningen doorgevoerd betreffende de vorderingen en schulden tussen fiscale partners en vorderingen tussen ouders en minderjarige kinderen. Hieraan mag de verfijning worden toegevoegd dat defiscalisering van schulden/vordering plaatsvindt, voor zover de schuld en de vordering in dezelfde aangifte worden aangegeven, net zoals bij vorderingen en schulden tussen ouders en hun minderjarige kinderen.

In de serie had Erik in het verleden al een behoorlijk appeltje voor de dorst verdiend, zodat de box 3-heffing voor hem niet tot onoverkomelijke problemen zal leiden. In de echte wereld is dit echter anders en daarvoor moet de wetgever oog hebben.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Inkomstenbelasting

5830

Gerelateerde artikelen