Fiscaliteit staat midden in de samenleving, maar lijkt daarvan soms ook wat vervreemd. Die vervreemding wordt uitgelokt door een gecreëerde fantasiewereld die bestaat uit forfaits en ficties. De kenner vindt zijn weg door het bij vlagen Anton Piek-achtige landschap. De leek blijft steken in de voetangels, prikt zich aan doorns of staat versteld van het woeste woud aan regels. Het lastige is ook nog dat we de werkelijkheid dan wel volgen, dan niet.

Om een voorbeeld te geven. Goodwill wordt fiscaal verplicht in 10 jaar afgeschreven. Er was een tijd dat de looptijd voor een dergelijke financiering langer kon zijn dan deze 10 jaar. In dat geval gaat de baat (de afschrijving) voor de kost (de aflossing aan de bank) uit. Times have changed. De looptijd van een goodwillfinanciering, zo deze al wordt verstrekt, is tegenwoordig doorgaans korter dan de verplichte afschrijvingstermijn. De winst is gedurende de looptijd fiscaal derhalve hoger dan bedrijfseconomisch, omdat de cash out wel plaatsvindt maar dat de winst niet raakt. De corresponderende afschrijving wordt eerst in de toekomst ontvangen, waardoor na de looptijd de fiscale winst lager is dan de commerciële. Waarom hier de afschrijvingstermijn niet gelijk kan zijn aan de looptijd van de lening, ontgaat me. De vraag is buitengewoon actueel.

Recent onderzoek wijst uit dat de betaalde goodwill de afgelopen vijf jaren met 20% is gedaald. Kleine en middelgrote accountantskantoren vrezen bovendien het voornemen van beroepsorganisatie NBA om het goodwillmodel af te schaffen. Bedrijfsopvolging mag dan een gewild adviesitem zijn, veel kantoren zijn er zelf – verzonken in de sprookjeswereld van alledag – kennelijk nog onvoldoende mee bezig.

Klassieke voorbeelden over het verschil tussen de fiscale en de ‘normale' wereld zijn er legio. Zo kennen we het gefixeerde percentage in de forfaitaire rendementsheffing in box 3. Wat doet het kabinet bij de aangekondigde wijziging van het belastingstelsel? Blijft 4% overeind, sluiten we aan bij (bijvoorbeeld) een 5-jaarsgemiddelde, of gaan we de werkelijke rendementen belasten? Wat mij betreft kiezen we voor het laatste. En als we werkelijke rendementen gaan belasten, doen we dat dan in box 1, of in box 3?

Een ander voorbeeld is het verschil in behandeling tussen de ondernemer in box 1 (de winstgenieter) en de ondernemer in box 2 (de directeur-grootaandeelhouder). Uiteraard zijn er ook niet-fiscale verschillen, maar de ondernemer is een kameleon binnen de inkomstenbelasting met boxenarbitrage en ingewikkelde wetgeving tot gevolg.

Mijn centrale vraag is dan ook: hoe ver blijft de fiscaliteit vervreemd van de werkelijkheid? Die vraag zouden alle (sprookjes)figuren in het fiscale veld zichzelf moeten blijven stellen. Wat mij betreft blijven we waar mogelijk zo dicht mogelijk bij de economische werkelijkheid, cijfers liegen zelden. Als we eerlijk zijn, is de fantasiewereld ook niet altijd nodig. En als de fantasiewereld wel nodig is, dan kunnen we ook uitleggen waarom. Dat begrip leert de samenleving om de fiscaliteit (tot op zekere hoogte) te begrijpen; omdat het soms net op het echte leven lijkt. Daarmee leven we misschien niet langer, maar wel gelukkiger.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingrecht algemeen

6

Gerelateerde artikelen