Had het kabinet meer inzicht gegeven in de achterliggende cijfers (en dat kan uiteraard alsnog) van het wetsvoorstel Excessief lenen van de eigen bv, dan had het mijns inziens op meer sympathie kunnen rekenen.

Het recent verschenen wetsvoorstel (zie V-N 2020/32.2-4) moet lenen bij de eigen vennootschap ontmoedigen. Als de suggestie uit de bouwstenennotitie (zie V-N 2020/25.5) wordt overgenomen, bedraagt het box 2-tarief bij invoering van het wetsvoorstel 27% over de eerste € 50.000 en 31% over het meerdere. Op de techniek en de aankondigingswijze van de maatregelen heeft het kabinet (terecht) veel kritiek gekregen. Het kabinet had meer inzicht moeten geven in de achterliggende cijfers. Ik geef wat voorbeelden.

De wetgever stelt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat het bedrag dat aanmerkelijkbelanghouders op macroniveau van hun vennootschap lenen, in de periode 2007-2016 is gegroeid van € 20 mrd. naar € 55 mrd. Dat lijkt inderdaad een flinke toename, maar als je bedenkt dat in dezelfde periode het aantal aanmerkelijkbelanghouders is toegenomen van ongeveer 156.000 in 2007 naar 355.000 in 2016, dan overtuigt dit cijfer niet.

Ik kan mij voorstellen dat er overtuigender cijfermateriaal voorhanden is. Uit tabel 2.7 van de bouwstenennotitie blijkt bijvoorbeeld dat ‘slechts’ 25% van de bv’s met ten minste één aanmerkelijkbelanghouder een ondernemingsvermogen heeft dat groter is dan de € 500.000-drempel uit het wetsvoorstel. Daarvan bezitten de 54.000 rijkste bv’s – dat is 15% van het totaal – gezamenlijk overigens 83% van het totale ondernemingsvermogen. Dit komt neer op ruim € 4 mln. gemiddeld aan ondernemingsvermogen per vennootschap. Aan de andere kant van het spectrum, en dat vond ik opvallend, blijkt dat maar liefst 20% van de bv’s met ten minste één aanmerkelijkbelanghouder een negatief (!) ondernemingsvermogen heeft. En áls deze ‘arme’ bv’s voorheen ook tot de groep ‘rijke’ bv’s behoorden (of dat zo is, weet ik niet), zou dat mijns inziens een overtuigende motivering zijn voor invoering van het wetsvoorstel excessief lenen.

Trends en analyses blijken helaas niet uit het wetsvoorstel noch uit de bouwstenennotitie. Volgens de toelichting raakt het wetsvoorstel in 2023 slechts 3% van de aanmerkelijkbelanghouders. Dat zijn 11.000 aanmerkelijkbelanghouders die, buiten de eigen woning, gemiddeld ruim € 1,5 mln. lenen van hun bv. Dat is echter niet het hele verhaal. Dga’s lenen gezamenlijk namelijk ook nog € 30 mrd. van hun bv’s voor de eigen woning. Vanaf 2031 vallen ook die leningen geleidelijk, namelijk voor zover geen recht meer bestaat op hypotheekrenteaftrek, onder het bereik van het wetsvoorstel. Het bereik van het wetsvoorstel is daarom met ingang van 2031 vele malen groter.

Tot slot nog twee opmerkingen over de opbrengst. De wetgever houdt rekening met een eenmalige opbrengst van € 1,35 mrd. Dat is aanzienlijk minder dan de € 3 mrd. die men op grond van de genoemde cijfers zou verwachten. Dit anticipatie-effect bevestigt de afschrikwekkende werking van het wetsvoorstel. Aangezien de opbrengst voornamelijk in 2019 werd verwacht – het tarief in box 2 bedroeg toen nog 25% – en verantwoordingsdag inmiddels is geweest, zou het interessant zijn om in de loop van het wetgevingstraject duidelijk te krijgen wat hiervan is gerealiseerd.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

9

Gerelateerde artikelen