Op 28 januari 2014 bracht de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het nieuwsbericht uit dat de Belastingdienst binnenkort gemeenten via de mail zal benaderen met de vraag opgaaf te doen van alle per 1 januari 2014 actieve parkeervergunningen die zijn afgegeven op een buitenlands ken- teken. Dit alles op basis van art. 55 AWR. De Belastingdienst vraagt een bestand aan te leveren waarin de volledige NAW-gegevens van de aanvrager van de parkeervergunning, het kenteken en de periode van de vergunning staan opgenomen. Het inzenden van het bestand kan plaatsvinden via een beveiligde verbinding. Met welk doel deze gegevens worden opgevraagd, blijkt niet uit dit nieuwsbericht.

Moet daarbij worden gedacht aan de sinds 1 januari 2014 gewijzigde wetgeving voor de heffing van MRB en BPM bij auto's met een buitenlands kenteken, aan een nog op te werpen discussie over de woonplaats van de vergunninghouders, of aan nog iets anders? Bij derge- lijke verzoeken – en zeker als het doel niet duidelijk of zeer ruim omschreven is – doet zich de vraag voor hoe het verzoek zich verhoudt tot het recht op privacy als neergelegd in art. 8 EVRM. Ook bij inlichtingenverstrekking door overheidsinstanties aan de Belastingdienst is immers de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger in het geding.
 
Naar aanleiding van een verzoek aan SMSparking in maart 2013, waarbij alle parkeergegevens van klanten werden opgevraagd over het jaar 2012 ten behoeve van diverse belastingen, oordeelt Rechtbank Oost-Brabant op 26 november 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6553, dat het meewerken aan het verzoek van de Belastingdienst een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer, welke inbreuk niet wordt gerechtvaardigd door het nagestreefde doel. In de termen van art. 8 lid 2 EVRM is niet voldaan aan de noodzakelijkheidseis.
 
Naast de noodzaak moet er bovendien een deugdelijke wettelijke basis zijn. Het is maar zeer de vraag of art. 53 en 55 AWR een dergelijke deugdelijke basis vormen voor een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Deze artikelen bieden immers geen mogelijkheid om in rechte tegen de informatievergaring op te komen, nu een rechtsingang ontbreekt. Er vindt pas een rechterlijke toets plaats als de derde weigert de gegevens te verstrekken en de Belastingdienst vervolgens een civiel kort geding start.
 
In EHRM 14 maart 2013, no. 24117/08 (Bernh Lahrsen) is bepaald dat een voorafgaand rechterlijk bevel weliswaar niet is vereist, maar daarbij is wel de voorwaarde gesteld dat het toepassingsbereik van een regeling beperkt is en dat een rechter in ieder geval achteraf de zaak kan beoordelen.
 
Gelet op deze uitspraak lijkt het mij sterk dat onze wetgeving aan art. 8 EVRM voldoet. Dit overigens nog los van de vraag of de brede verzoeken wel proportioneel zijn en een redelijk klein afgebakend doel kennen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Bronbelasting

30

Gerelateerde artikelen