In 1910 startte een Eindhovense gloeilampenfabriek met het bouwen van een fabrieksdorp. De achterliggende visie zag op de leefomstandigheden van de fabrieksarbeider. Het ging daarbij niet alleen om woningen en een moestuin, maar ook om winkels en badhuizen. En ook culturele aspecten, zoals muziek en sport, werden niet vergeten. Het resultaat was een complete leefgemeenschap met het besef van saamhorigheid en in belangrijke mate ook met een herverdelingsfunctie.

Philips was niet de enige. Ook Stork (in Hengelo) en Ten Cate (in Nijverdal) zette dergelijke arbeidersdorpen op. En kijken we over de grens, dan is er Siemensstadt in Berlijn en bouwden de gebroeders Lever (grondleggers van het huidige Unilever) Port Sunlight voor de medewerkers van hun zeepfabriek. Zijn deze ‘kolonies’ louter monumenten uit de tijd van de industrialisering?

Wat mij betreft niet. Noem me idealistisch, maar een maatschappij met saamhorigheid en mensen die naar elkaar omkijken, spreekt mij wel aan. En met deze arbeidersdorpen in het achterhoofd krijgt de term ‘werken moet lonen’ voor mij een andere dimensie. We weten dat het bedrijven van inkomenspolitiek inmiddels tegen zijn grenzen aanloopt; zie ook de Uitvergroot van Ruud de Smit,‘(On)verzilverbare heffingskortingen’ in V-N 2022/42.0. Een voorbeeld: een medewerker met een brutoloon van € 2000 per maand ziet op zijn loonstrook dat het verschil tussen bruto en netto ‘slechts’ € 40 bedraagt. Voor die groep kan werken niet nóg lonender. Voor werkenden met een hoger inkomen schiet de marginale druk door de afbouw van de heffingskortingen weliswaar fors omhoog, maar ook daar zijn er in eerste instantie dempende effecten, zoals het toeslagenstelsel. Een veelgehoord sentiment is daarbij dat bedrijven de afgelopen jaren veel winst hebben gemaakt, maar deze winsten vooral aan aandeelhouders en niet aan werknemers ten goede zijn gekomen. Kunnen we deze elementen niet combineren en werkgevers meer ruimte geven om goed te zijn voor hun werknemers? Ik meen dat veel bedrijven dit willen. Zij, hiertoe behoren ook belastingadvieskantoren, vinden hun medewerkers het belangrijkste kapitaal. Sommige bedrijven vinden personeel op dit moment zelfs belangrijker dan klanten.

Een belangrijke beperkende factor voor herverdeling via de werkgever is dat alle vergoedingen en verstrekkingen nu door het ‘loonpoortje’ moeten. Het effect is dat niet alleen de werknemer van een vergoeding of verstrekking profiteert, maar ook de staatskas.

Ik denk dat een ruimhartiger personeelsbeleid, zonder dat gelijk als loon te bestempelen, ook voor de overheid aantrekkelijk(er) is. Zo versterkt dit de binding van bedrijven aan de regio. Dit betekent dat een bedrijf (denk aan Unilever) minder gemakkelijk uit Nederland vertrekt en dus een stabiele bijdrage aan de VPB-opbrengsten zal blijven leveren. Bovendien kan het herverdelen via de werkgever zorgen voor lagere uitgaven van de overheid zelf, bijvoorbeeld ten aanzien van de almaar stijgende kosten van de gezondheidszorg en meer in te spelen op preventie. Daarnaast moet de bijvangst niet worden onderschat. Los van een wellicht betere sociale orde kunnen werkgevers met hun vergoedingen en verstrekkingen een belangrijke bijdrage leveren aan het uitvoeren van overheidsbeleid, zoals het oplossen van de woningnood of het versnellen van de energietransitie. Wat ik hiermee wil zeggen, is: herverdelen via de werkgever kan en minder loonbelasting ‘kost’ dus niet alleen maar geld!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Loonbelasting

32

Gerelateerde artikelen