Madeleine Merkx schrijft over het corrigeren bij een ander dan de eigenlijke btw-schuldenaar in geval van fraude.

Btw-fraude is een groot probleem in de EU. Een van de meest ernstige is de zogenoemde carrouselfraude. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Hof van Justitie EU lidstaten handreikingen heeft geboden om btw-fraude te bestrijden door het weigeren van de aftrek van voorbelasting en de toepassing van het nultarief, zelfs als hiervoor geen uitdrukkelijke bepaling in de wet staat! Daarbij kan niet alleen de fraudeur zelf worden aangepakt, maar ook degene die wist of had moeten weten dat sprake is van fraude.
 
In de zaak-Astone (zie V-N 2016/39.18) maakt het Hof van Justitie EU duidelijk dat dit principe niet alleen geldt in geval van carrouselfraude, maar ook als de belastingplichtige geen boekhouding kan overleggen, geen btw-aangifte indient, geen btw betaalt en niet voldoet aan de verplichting tot registratie van de opgestelde en ontvangen facturen. Ook deze belastingplichtige stopt het Hof in het hokje fraudeurs. Het moet gaan om een belastingplichtige die bewust zijn formele verplichtingen niet nakomt om aan de betaling van belasting te ontsnappen.
 
In de recent gepubliceerde zaak-Maya Marinova (V-N Vandaag 2016/2099) merkt het Hof van Justitie EU opnieuw op dat lidstaten het niet voeren van een boekhouding en het niet registreren van opgemaakte en betaalde facturen in het hokje btw-fraude kunnen plaatsen. Anders dan in de zaak-Astone lijkt het Hof niet te eisen dat de formele verplichtingen bewust niet zijn nagekomen. Wellicht komt dat doordat de prejudiciële vragen niet gaan over het weigeren van de aftrek, maar over het vaststellen van de belastingschuld bij het ontbreken van een afdoende boekhouding. Combineren we de zaak-Maya Marinova echter met de zaken-Italmoda en -Astone dan volgt daaruit dat ook in deze situatie het recht op aftrek kan worden geweigerd, omdat Maya Marinova volgens het Hof van Justitie EU in het hokje fraudeurs thuis hoort.
 
De zaak-Maya Marinova laat zien dat de Nederlandse handelswijze bij verwerping van de administratie in lijn is met de Europese btw-regelgeving. Bij de berekening van de verschuldigde btw houdt de Nederlandse fiscus ook rekening met de btw die voor aftrek in aanmerking komt, voor zover de belastingplichtige hierbij facturen kan overleggen (vgl. in dit kader ook HR 29 augustus 1984, nr. 22436, BNB 1984/296). De zaken-Maya Marinova en -Astone laten mijns inziens zien dat de Nederlandse fiscus in dat geval de btw-aftrek ook kan weigeren.
 
Volgens mij is dit geen goede ontwikkeling. Bij carrouselfraude probeert de fiscus over het algemeen bij anderen dan de fraudeur de mis gelopen btw te innen. Hierdoor ontstaat het risico van dubbele heffing, omdat de fiscus kan naheffen bij iedere ondernemer in de keten die wist of had moeten weten dat sprake was van fraude. In geval van het niet of onvolledig voeren van een boekhouding int de fiscus door de weigering van het recht op aftrek bij de ‘fraudeur' in elk geval meer dan de btw die zij zou hebben geïnd, wanneer de fraudeur wel aan zijn verplichtingen had voldaan. Dat het Hof van Justitie EU de weigering van de aftrek niet als een sanctie ziet (en daarnaast dus ook nog een boete kan volgen) is mij dan een raadsel.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

10

Gerelateerde artikelen