Het Koninkrijk der Nederlanden bestaat pas 200 jaar. Daarvoor was er geen Rijk, laat staan belastingheffing door het Rijk. Vele eeuwen lang was belastingheffing een decentrale aangelegenheid. Dat kon de machthebbers van het kersverse Koninkrijk niet bekoren. Zij wilden een centraal geleide eenheidsstaat. Daarin paste decentrale belastingheffing niet. Dus moest die verdwijnen. In ruim een eeuw – en wat is een eeuw op de eeuwigheid? – wisten zij bijna de gehele belastingheffing in te palmen.

Voor de gemeenten – ik laat de provincies en waterschappen hier buiten beschouwing; voor hen geldt overigens in grote lijnen hetzelfde – bleven slechts wat kruimels over. Als compensatie kregen zij uitkeringen van het Rijk. Een zilveren koord bond de gemeenten aan het Rijk. Dat riep aversie op. Zo sprak al in 1865 een kritisch Kamerlid: ‘‘( .. .) aan alle gemeenten wordt hier een halsband aangelegd (. .. ) en dat symbool der slavernij kan bij mij op geen bijval rekenen''. De kritiek mocht niet baten. Dus werden gemeenten tot wat zij nu nog steeds zijn: overheden die hun eigen broek niet kunnen ophouden. Zulke overheden verdwijnen naar de marge. In de politiek, maar ook in de ogen van de burger. Wie daaraan twijfelt, moet eens kijken naar de opkomstpercentages bij de gemeenteraadsverkiezingen.
 
Belastingen zijn zelden populair. Voor de gemeenten komt daar nog bij dat de (centrale) wetgever hun de minst populaire heffingen heeft toegewezen. Neem de onroerendezaakbelastingen en de parkeerbelastingen. Beide belastingen hebben een heilige koe als heffingsobject: de eigen woning en de auto. Hun wijze van heffing is al even confronterend: een jaarlijkse aanslag tot een te betalen bedrag (OZB) of een achter de ruitenwisser geschoven naheffingsaanslag (parkeerbelastingen). De geheven bedragen kunnen nergens mee verrekend worden en er zijn geen aftrekposten of andere aardigheden als die waarmee de centrale wetgever de Rijksheffingen voor de burger acceptabeler heeft gemaakt.
 
Is er dan geen enkel lichtpuntje voor de gemeenten? Toch wel: de hondenbelasting. Waarschijnlijk de enige belasting die door een meerderheid van bevolking wordt gesteund. Er zijn nu eenmaal meer mensen zonder hond dan mensen met hond. Toch dreigde in 2013 ook dit lichtpuntje te doven. Hof 's-Hertogenbosch deed de hondenbelasting in de ban. De Hoge Raad maakte hier korte metten mee. De gemeenten konden opgelucht ademhalen: de hondenbelasting was gered! Deze anekdotische jurisprudentie kan niet verhullen dat er fundamenteel iets loos is met de gemeentelijke belastingheffing. Ik wijt dat aan het ontbreken van een gemeentelijk belastingstelsel. Een belastingstelsel kun je de als los zand aan elkaar hangende heffingen waarmee de gemeenten het moeten doen, immers niet noemen. Wie zich hiervan door mij niet laat overtuigen, leze het rapport van de Commissie onderzoek belastingen Lokale overheden van de Vereniging voor Belastingwetenschap (Commissie Gieskes) uit 2009.
 
Vanuit Haagse kringen is er op het rapport van de Commissie Gieskes geen enkele respons gekomen. Over een verschuiving van belastingen van het Rijk naar de decentrale overheden valt in Den Haag niet te praten. En zo vinden de gemeenten nog steeds de hond (het Rijk) in de pot.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

10

Gerelateerde artikelen