Marco Gomes Vale Viga gaat in op de fiscale behandeling van vouchers voor de btw binnen de EU (en het Verenigd Koninkrijk).

De Raad Landbouw en Visserij . . . Hoe vaak ik deze openingswoorden ook herlees, het blijft wennen om deze specifieke Raad in dit fiscale epicentrum tegen te komen. Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken heeft op 27 juni 2016 in ‘AGRIPECHE' een wijziging van de BTW-richtlijn ten aanzien van vouchers afgehamerd. Waarom niet in de Raad Economische en Financiële Zaken, ofwel ‘ECOFIN'? ‘‘Hogere politiek, jongen.'' Ik hoor het mijn voormalig (en inmiddels gepensioneerde) afdelingshoofd op het Ministerie van Financiën zeggen. Tja, bij een deel van het electoraat scoort de Anti Tax Avoidance Directive beter, bedenk ik me. Maar wacht even, gaf Dijsselbloem onlangs niet een winstwaarschuwing met zijn opmerking dat een aantal van die maatregelen eerder minder dan meer belastingopbrengsten opleveren?
 
Mijn gedachten dwalen af. Snel terug naar wat ik beter begrijp. Aan het Korte Voorhout 7 behoort de wijzing van de BTW-richtlijn tot een van de successen van het Nederlandse voorzitterschap. Uiteraard, elke wijziging waar je met z'n (nu nog) achtentwintigen uitkomt, kun je als een succes ‘framen'. De idee van de wijzigingsrichtlijn is een duidelijke en uniforme behandeling van vouchers te garanderen en met name dubbele heffing of niet-heffing te voorkomen. De nieuwe bepalingen mogen echter niet leiden tot wijzigingen in de btw-behandeling van vervoerbewijzen, toegangskaartjes voor bioscopen en musea, postzegels en dergelijke. ‘‘En dergelijke'' suggereert dat een venndiagram mogelijk is, waarbij voornoemde vervoers-, toegangs-, en frankeerbewijzen enige overlap kennen. Zou het compromis tussen de EU-28 hierop hebben gehangen? Nodigt dit open einde niet juist uit tot interpretatie- en (daarmee) heffingsverschillen?
 
De drie nieuwe richtlijnartikelen, want daar draait het om, roepen nieuwe vragen op. Een aardig inzicht kwam afgelopen week op tijdens een vaktechnisch overleg dat ik had. Een voucher voor enkelvoudig gebruik is een voucher, waarbij de plaats van de goederenlevering of dienstverrichting waarop de voucher betrekking heeft, en het daarover verschuldigde btw-bedrag, bekend zijn op het tijdstip van uitgifte van de voucher. Na 31 december 2018 wordt de levering van een dergelijke voucher in de EU beschouwd als de levering van het goed, waarop de voucher betrekking heeft.
 
Stel dat een Franse particulier een voucher koopt om te besteden in een Duitse webshop. In beginsel is daarover Duitse Mehrwertsteuer verschuldigd. Wat als de Duitse webshop in Frankrijk de drempel voor afstandsverkopen heeft geslecht? In dat geval is Franse TVA verschuldigd. Kortom, kunnen we zeggen dat de plaats van dé goederenlevering bij de uitgifte van vouchers altijd bekend is? Nee. Is hiermee per definitie geen sprake van een voucher voor enkelvoudig gebruik? Nee, ook niet. Btw-comité : ‘‘Prettige wedstrijd!''
 
En wat te denken van de ‘Brexit' waar iedereen afgelopen 24 juni 2016 mee wakker werd. Onder andere in relatie tot het Verenigd Koninkrijk ontstaan (nog altijd) mismatches bij de intra-EU verkoop en verzilvering van vouchers. Na de onderhandelingen als uitvloeisel van art. 50 VwEU is de BTW-richtlijn niet meer van toepassing in het VK. Zouden Her Majesty's Revenues & Customs aanstoot nemen aan de voucherregels die vanaf 2019 gelden in de EU-27 (of EU-28 met Schotland erbij)? Snel inwisselen dus dit succes.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

14

Gerelateerde artikelen