Het einde van het jaar nadert. Oliebollen en champagne strijden weldra om de aandacht. Maar voor het zover is, moeten partners eerst de onderlinge boekhouding bijwerken. U vraagt zich wellicht af welke boekhouding ik bedoel. Welnu, de boekhouding waaruit blijkt dat er vergoedingsrechten of andere vorderingen/schulden tussen partners zijn en of het (eventuele) periodieke verrekenbeding wel is uitgevoerd.

Een vergoedingsrecht ontstaat als een echtgenoot vermogen van de andere partner of van de gemeenschap gebruikt voor de aanschaf of aflossing van een privéschuld (zie art. 1:87 BW en art. 1:95 BW). Het laat zich raden dat hierover veelvuldig wordt geruzied in geval van echtscheiding. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504, V-N 2019/20.20, waarin de Hoge Raad fijntjes uitlegt wie welke bewijslast heeft. Maar ook bij een overlijden speelt een dergelijk vergoedingsrecht mogelijk een rol. Het vergroot of verkleint de nalatenschap. Het verschil tussen samenwoners en gehuwden komt goed tot uitdrukking in HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707. Deze casus betrof samenwoners, waarbij mevrouw vermogen had geïnvesteerd in de woning van mijnheer. De relatie eindigde en mevrouw vorderde het door haar geïnvesteerd bedrag van mijnheer met (onder andere) een beroep op het bestaan van een vergoedingsvordering. De Hoge Raad maakte hier korte metten mee. Vergoedingsrechten zijn voorbehouden aan gehuwden en geregistreerd partners. Als samenwoners soortgelijke rechten willen bedingen, dan moet dit in een (samenlevings)overeenkomst worden vastgelegd.

Voor de inkomstenbelasting zijn vergoedingsrechten gedefiscaliseerd op grond van art. 5a AWR. Gelukkig geldt dit voor box 3 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 ook voor andere vorderingen en schulden tussen fiscaal partners. Dit wordt vastgelegd in het nieuwe art. 5.4a Wet IB 2001.

Dit administratieve klusje wordt in de praktijk kennelijk als erg onaangenaam ervaren met als gevolg dat partners van hun boekhouding een rommeltje maken, wat vervolgens voor de liefhebbers regelmatig tot boeiende jurisprudentie leidt. Onder partners versta ik gehuwden, geregistreerd partners en ongehuwd samenwonenden. Daar gaat het al vaak mis. Het verschil tussen gehuwden en geregistreerd partners is verwaarloosbaar. De civielrechtelijke positie van samenwoners is echter volstrekt anders dan die van gehuwden. Dit werkt op diverse punten door naar de fiscaliteit. In de praktijk blijkt regelmatig dat ongehuwd samenwonenden denken als geregistreerd partnerschap door het leven te gaan, want zij hebben toch een samenlevingsovereenkomst geregistreerd bij de notaris. En andersom.

Voor belastingadviseurs is het belangrijk te weten welke situatie van toepassing is. In mijn ogen ontkomen zij er vanwege hun zorgplicht niet aan om de relevante vragen te stellen én stukken op te vragen. Laten zij zich daarbij niet met een kluitje in het riet sturen. Partners beweren nog wel eens stellig dat zij in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en vervolgens blijkt dat er sprake is van huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding. Een finaal verrekenbeding heeft geen goederenrechtelijke werking, zodat bijvoorbeeld bij het overlijden van de dga de gehele aanmerkelijkbelangclaim opkomt en niet slechts de helft, zoals dat bij een algehele gemeenschap van goederen wel het geval is.

Met dit alles in gedachten kunt u met een gerust hart het nieuwe jaar in. Werk genoeg!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

400

Gerelateerde artikelen