Ik krijg altijd een weeïg gevoel als ik Kamerleden vragen hoor stellen over het aanpakken van schijnconstructies. Ze werken als medewetgever immers zelf driftig mee aan de opbouw en instandhouding van een schijnwereld vol ficties en beleidsvooronderstellingen, waarin de fiscale praktijk zijn weg moet zoeken. In veel regels is het woordje ‘is' vervangen door ‘wordt geacht te zijn'. Desondanks hanteren we bij de rechtsvinding steevast het adagium ‘het wezen gaat voor de schijn'. De fiscaliteit blijft een wonderlijke wereld.

De recente vragenlawine over de schijnconstructies rond zzp'ers brengt dit alles treffend in beeld. De kern lijkt niet zozeer te zijn hoe een maatschappelijk probleem kan worden opgelost, maar hoe de electorale verlies- en winstrekening eruit zal zien. Begrijpelijk, want de doelgroep zzp'ers, die vooral bestaat uit personen die met elkaar gemeen hebben dat er niet getornd mag worden aan de zelfstandigenaftrek, bedraagt naar schatting 675.000 kiezers (SER-rapport ‘Zzp'ers in beeld', 2010, tabel 5.1). Verder is de variatie binnen de groep enorm. Innovatieve freelancers met een sterke marktpositie worden over dezelfde kam geschoren als uitgerangeerde werknemers die op de markt klussenderwijs nog trachten een boterham te verdienen. Echte zelfstandigen moeten de faciliteiten delen met dwangondernemers. Maar intussen kan het voor politici geen kwaad via allerlei Kamervragen veelvuldig in de schijnwerpers te staan. Vragen stellen is politiek minder riskant dan aandragen van constructieve oplossingen voor lastige problemen.

Iedere fiscalist weet dat van de ondernemersfaciliteiten – en daarbij vooral van de zelfstandigenaftrek - een onverantwoord grote aanzuigende werking uitgaat. Beleidsmatig wordt het ondernemerschap gestimuleerd vanwege de daaraan toegeschreven positieve externe effecten. Maar de zelfstandigenaftrek werkt veelal averechts. Hij is onvoldoende gericht op groei en leidt tot verstoringen tussen werkenden binnen en buiten de winstsfeer. Liefst 43% van de zzp'ers verdient vóór aftrek van de zelfstandigenaftrek minder dan € 10.000. Slechts 10% verdient meer dan € 60.000.

De zelfstandigenaftrek zuigt ook buitenlandse zzp'ers aan die via hun bestelbus als vaste inrichting graag in Nederland actief zijn. De in verhouding tot het ondernemersresultaat riante zelfstandigenaftrek, versterkt hun concurrentiekracht. Kortom, het opzichtige verschil in effectieve belastingdruk tussen ondernemers en loontrekkers heeft belangrijke schaduwkanten. Het roept spanning op met betrekking tot het gelijkheidsbeginsel, maar zet ook druk op de uitvoeringssfeer door de kwetsbaarheid van het massale kwalificatieproces. Daar waar het parlement eerder de Belastingdienst achter de vodden zat omdat hij tekort schoot in dienstverlening, want zzp'ers moesten te lang wachten op hun VAR-verklaring, krijgt deze dienst - nadat de ingebakken misbruiksituaties zich publicitair tot schandalen hebben ontwikkeld -, het verwijt dat zijn handhaving tekort schiet.

Nu dreigt dat ook de opdrachtgevers in de aanvraag een rol moeten spelen en daarvoor mede verantwoordelijk worden. Afschuifgedrag! Voor echte zzp'ers met verscheidene opdrachtgevers is dat een regelrechte bureaucratische ramp. Hou de VAR-procedure gewoon zoals zij is. Bij twee of minder opdrachtgevers ligt het op de weg van de Belastingdienst zich een nader oordeel te vormen. Maar ook hier kan horizontaal toezicht tot lering strekken. Blijf werken in de actualiteit, gericht op statuszekerheid vooraf. Ofwel: horizontaal waar het kan en verticaal waar het moet.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

12

Gerelateerde artikelen