Het kabinet heeft een grote inkomstenbelastingherziening aangekondigd voor het jaar 2016. De Tweede Kamer houdt hierover op woensdag 25 maart 2015 een hoorzitting. Alle reden om in UITVERGROOT alvast een schot voor de boeg te geven, kijkend naar de voorstellen van de laatste twee belastingcommissies, de Commissie Van Dijkhuizen en de Commissie Van Weeghel.

De Commissie Van Dijkhuizen stelt voor de fictieve-rendementsregeling (art. 4.14 Wet IB 2001) te veralgemeniseren en voor iedere DGA met een aanmerkelijk belang in een bv te laten gelden; thans geldt deze regeling alleen voor de niet of laagbelaste beleggingslichamen in het buitenland en Nederlandse VBI's.

In het voorstel van de Commissie wordt de DGA jaarlijks belast voor een fictief rendement dat gelijk is aan het forfaitaire rendement in box 3, thans 4%. Grondslag is het fiscaal eigen vermogen van de bv, zoals dat blijkt uit de aangifte VPB (en dus niet, zoals thans, de waarde in het economische verkeer van de ab-aandelen). Doel van dit voorstel is om de DGA te dwingen jaarlijks de overtollige winstreserves als dividend uit te keren.

Dit voorstel van de Commissie is verguisd door ondernemend Nederland. Ten onrechte naar mijn mening, want het trekt de DGA meer in het spoor van de IB-ondernemer die niet de mogelijkheid heeft een deel van zijn IB-heffing over de winst uit onderneming uit te stellen. Ik begrijp de kritiek wel. De Commissie had haar pijlen namelijk te eenzijdig gericht op de ab-heffing en had geen oog voor een ander belangrijk verschil tussen de DGA en de IB-ondernemer, namelijk de LB/IB-heffing over het (gebruikelijke) loon. Bij de DGA is dit belast tegen het progressieve tarief van maximaal 52%, bij de IB-ondernemer ‘slechts' tegen het tarief van maximaal 44,72% (vanwege de MKB-winstvrijstelling van 14%), een verschil van ruim zeven procentpunt.

Als de Commissie aan de ene kant de ab-heffing meer in het spoor wil trekken met de IB-heffing over winst uit onderneming, moet zij dat ook doen met de belastingheffing over het (gebruikelijke) loon. Wie a zegt, moet b zeggen. Het toeval wil dat haar voorganger, de Commissie Van Weeghel, juist aandacht had voor die belastingheffing over het (gebruikelijke) loon van de DGA. Analoog aan de MKB-winstvrijstelling voor IB-ondernemers heeft deze Commissie voorgesteld voor DGA's een zogenoemde ‘aftrek arbeidsbeloning DGA' in te voeren, gelijk aan de MKB-winstvrijstelling van (thans) 14%.

Het is jammer dat de Commissie Van Dijkhuizen met dit voorstel van haar voorganger niets heeft gedaan. De oplossing is wat mij betreft dus simpel. Combineer beide voorstellen. Dus enerzijds veralgemenisering van de fictieve-rendementsregeling van art. 4.14 Wet IB 2001 tot alle bv's waarin een ab wordt gehouden, en anderzijds introductie van een ‘aftrek arbeidsbeloning DGA' van 14%. Ab-inkomen wordt bij de DGA dan belast tegen maximaal 43,75%, zonder uitstelmogelijkheid, en looninkomen tegen maximaal 44,72%; de IB-ondernemer betaalt over beide winstcomponenten maximaal 44,72% IB.

Zie hier een min of meer rechtsvormneutraal systeem van ondernemingswinstbelasting. En dan ben ik benieuwd of ondernemend Nederland nog steeds zo tegen is!

 

PS: En de aanstootgevende en discussiegevoelige gebruikelijkloonregeling kan dan ook worden afgeschaft.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingrecht algemeen

21

Gerelateerde artikelen