Dick van den Hoeven betoogt dat het huidige stelsel niet is meer is ingericht voor op de persoon gesneden tegemoetkomingen.

Het is de laatste jaren een duidelijke trend: bij het Belastingplan wordt een lijst gevoegd met mogelijke vereenvoudigingsvoorstellen. De lijst bevat nogal wat regelingen die gericht zijn op niet-fiscale doelen en voor de Belastingdienst moeilijk zijn te controleren. Het is dan ook geen grote verrassing dat dit jaar een wetsvoorstel is bijgevoegd waarin een tweetal fiscale aftrekregelingen - de monumentenaftrek en de aftrek van scholingsuitgaven - de nek om wordt gedraaid; voorstellen daartoe stonden al eerder op de lijst. Genoemde belastinguitgaven worden omgezet in niet-fiscale uitgavenregelingen. Het is toe te juichen dat de vervuiling van het fiscale systeem zo wat wordt beperkt. Van groot belang is wel dat terdege rekening wordt gehouden met de belangen van de groep betrokkenen, zodat die op correcte wijze wordt gecompenseerd, zeker als al financiële verplichtingen zijn aangegaan (zie ook V-N 2016/54.8).
 
Op de lijst van vorig jaar stond ook een onderzoek naar de mogelijkheid om de aftrekregels voor periodieke en incidentele giften gelijk te schakelen. Het heeft nog niet geleid tot concrete voorstellen maar ook dit jaar komen weer verschillende knelpunten binnen de giftenaftrek aan bod. Afschaffen van de giftenregeling ligt echter politiek gevoelig. Maar kan daar niet aan worden tegemoetgekomen als het daarmee vrijkomende budget in diezelfde sfeer gericht wordt ingezet, bijvoorbeeld door een – vaak al bepleite - uitbreiding van de vrijwilligersregeling of een systeem waarin instellingen van de overheid een bonus krijgen op de ontvangen giften?
 
Alom heerst het gevoel dat er maar bitter weinig is gedaan met de vereenvoudigingsvoorstellen van de Commissie Van Dijkhuizen. Toch zijn er in lijn met het rapport nogal wat fiscale faciliteiten verdwenen, zowel heffingskortingen (alleenstaande ouderkortingen en ouderschapsverlofkorting) als aftrekposten (naast de beoogde monumentenaftrek en scholingsaftrek ook de uitgaven levensonderhoud kinderen).
 
Er is echter veel meer winst te boeken, bij de heffingskortingen bijvoorbeeld de ouderenkorting, die een ingrijpend draaipunt kent rond een inkomen van pakweg € 36.000. Bij overschrijding van dat inkomen wordt de korting plots verlaagd met circa € 1000, met vaak ingrijpende inhaaleffecten in de aanslagsfeer; betrokkenen snappen daar niets van. Zo'n inkomensafhankelijke heffingskorting kan veel gerichter (met een geleidelijke afloop) worden ingezet rond een regeling als de zorgtoeslag. Die regeling is al inkomensafhankelijk en zou dan mede zien op veronderstelde hogere zorgkosten voor ouderen. Daarmee worden tevens de verzilveringsproblemen voorkomen.
 
En wat te denken van de aftrek van specifieke zorgkosten zelf. Een recent onderzoek bevestigt dat de regeling ondanks de complexe vormgeving geen doelmatig instrument is om de doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor hun meerkosten aan zorg. Bovendien blijkt de regeling een schrikbarend correctiepotentieel van 30% te hebben; zie de brief van 20 september 2016, nr. 2016-0000143624. Voor het schrappen van de aftrekpost is echter een beetje moed nodig. Het zou mooi zijn als daarvoor in de partijprogramma's voor de komende verkiezingen aandacht komt. Dat hoeft niet impopulair te maken. De budgettaire opbrengst kan immers via een (verhoogde) subsidie of toeslag (zie hiervóór) effectiever worden ingezet voor bijvoorbeeld de chronisch zieken. De belastingheffing, met haar hang naar eenvoud en forfaits, is allang ongeschikt voor dergelijke op de persoon toegesneden tegemoetkomingen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting

11

Gerelateerde artikelen