Op dinsdag 6 december 2022 is nummer 54 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:

  • Project aanpak opmerkelijke belastingconstructies
    De Staatssecretaris van Financiën start een internetconsultatie en rondetafelgesprekken met als doel om in de Voorjaarsnota 2023 p 160 mln. op te halen met de bestrijding van opmerkelijke belastingconstructies. (punt 3)
  • Nadere memorie van antwoord bij wetsvoorstel ‘excessief lenen’ ingediend bij Eerste Kamer
    Staatssecretaris Van Rij van Financiën beantwoordt in de nadere memorie van antwoord vragen van de Eerste Kamerfractie van het CDA over het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Hierin bevestigt de staatssecretaris dat toekomstige rentetermijnen niet onder de reikwijdte van het wetsvoorstel vallen. (punt 6)
  • Verhuur onderneming voldoet nog aan voortzettingseis BOR-SW
    De Hoge Raad oordeelt dat het hof voor de beantwoording van de vraag of is voldaan aan het voorzettingsvereiste, aansluiting mag zoeken bij het leerstuk van ‘voortgezet ondernemerschap’ uit de IB-winst. De BOR volgt voor het voortzettingsvereiste bij lichamen het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001. (punt 15)
  • Verstrekking vouchers aan personeel zakelijk en daarom niet BTW-belast
    Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het voucherprogramma van GE niet onder de werking van art. 26 lid 1 onderdeel b Btw-richtlijn valt. GE verstrekt vouchers aan werknemers in het kader van een programma dat is bedoeld om blijk te geven van waardering voor de beste en productiefste werknemers en om hen te belonen. (punt 17)
  • Verplicht gebruik eHerkenning voor doen aangifte heeft wettelijke basis en hoeft niet kosteloos te zijn
    De Hoge Raad oordeelt dat voor de verplichting om voor het doen van LH-aangiften gebruik te maken van eHerkenning een wettelijke basis bestaat. Dit is namelijk opgenomen in art. 3 lid 1 Regeling EBVB dat is gegrond op art. 3a lid 2 AWR. (punt 21)
  • Ambtshalve vermindering niet mogelijk bij navordering na vijfjaarstermijn
    De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever de termijn voor ambtshalve verminderen bewust heeft gekoppeld aan het einde van het kalenderjaar, waarop de aanslag betrekking heeft. Tegen de navorderingsaanslag had X een rechtsmiddel kunnen aanwenden, zodat het handhaven van de vijfjaarstermijn niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. (punt 22)

Producten: Inhoudsopgave V-N

16