Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er op het moment van afwaardering van een loonvordering geen nadeel uit dienstbetrekking wordt genoten.

X is algemeen directeur van een nv, waarvan zijn broer directeur-grootaandeelhouder is. Medio 2004 neemt X ontslag, terwijl hij op dat moment een rekening-courantschuld heeft van € 2.268.901. Op basis van zijn arbeidsovereenkomst wordt een netto schadeloosstelling van € 2.268.901 toegekend en verrekend met de rekening-courantschuld. Kort daarna gaat de nv failliet. Volgens de inspecteur is de schadevergoeding loon en er volgen aanslagen inclusief boeten en heffingsrente van in totaal € 1.537.136. Na een schuldsanering betaalt X hiervan uiteindelijk € 695.813. X stelt met succes in zoverre een regresvordering op de nv te hebben, waarover echter nog een civiele procedure loopt. In zijn aangiften over 2018 en 2019 claimt X een post negatief loon van in totaal € 600.500, zijnde de afwaardering van zijn vordering vanwege de niet-constructieve opstelling van de curatoren.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat er op het moment van afwaardering van een loonvordering geen nadeel uit dienstbetrekking wordt genoten en is er daarom geen sprake van negatief loon. De vordering was in 2018 en 2019 namelijk niet vorderbaar en inbaar door het betwisten daarvan door de curatoren. De vordering was ook niet inbaar vanwege het faillissement. Het beroep is uitsluitend gegrond, omdat de belastingrente van € 256 – conform het uiteindelijke standpunt van de inspecteur – wordt vernietigd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 13a

Wet op de loonbelasting 1964 10

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Loonbelasting

Editie: 4 september

Informatiesoort: VN Vandaag

344

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen