Rechtbank Den Haag oordeelt dat het weliswaar niet netjes is geweest van Y om als gemachtigde van haar moeder grote bedragen naar haar eigen bankrekening over te maken, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat zij de vorderingen opzettelijk heeft verzwegen.

X en Y zijn zussen van elkaar en verschillen van mening over de afwikkeling van de nalatenschap van hun in 2021 overleden moeder, waarvan zij de enige erfgenamen zijn. Hun vader was al in 2015 overleden. X stelt in deze civiele procedure dat Y onrechtmatige onttrekkingen heeft gedaan aan het vermogen van de moeder, waardoor de nalatenschap vorderingen op Y heeft. Y trad op basis van het levenstestament op als de gemachtigde van de moeder en heeft grote bedragen overgemaakt naar een eigen bankrekening. X stelt verder dat Y haar aandeel in die vorderingen aan X heeft verbeurd (sanctie art. 3:194 lid 2 BW).

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het weliswaar niet netjes is geweest van Y om grote bedragen naar haar eigen bankrekening over te maken, maar dit is onvoldoende om te concluderen dat zij de vorderingen opzettelijk heeft verzwegen. Y stelt met succes dat zij alles heeft gedaan naar de wens van de moeder. Voorts blijkt uit het levenstestament dat de moeder de zussen gelijk wilde behandelen en daar past de uitkomst van de door X gevorderde verbeurdverklaring niet bij. Y wordt veroordeeld om inzake de nalatenschap van de vader € 94.167 aan X te betalen en om inzake de nalatenschap van de moeder € 48.342 aan X betalen, te vermeerderen met wettelijke rente.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Burgerlijk Wetboek Boek 3 194

Burgerlijk Wetboek Boek 3 185

Burgerlijk Wetboek Boek 3 178

Instantie: Rechtbank Den Haag

Rubriek: Erfrecht

Editie: 18 april

Informatiesoort: VN Vandaag

488

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen