Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de proceskostenvergoeding voor de telefonische hoorzitting terecht 0,5 punt heeft gehanteerd.

Belanghebbende, X, laat een gemachtigde in bezwaar en beroep gaan tegen zijn WOZ-beschikking. In de bezwaarfase vindt een telefonische hoorzitting plaats waar 38 dossiers van de gemachtigde zijn besproken. Daarvan komt de heffingsambtenaar aan 25 tegemoet. De hoorzitting duurt in totaal 90 minuten. In geschil is de kostenvergoeding voor de hoorzitting.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de heffingsambtenaar bij het bepalen van de proceskostenvergoeding voor de telefonische hoorzitting terecht 0,5 punt heeft gehanteerd. Gelet op het aantal dossiers dat in korte tijd is besproken zou toepassing van het forfait omgerekend leiden tot een uurtarief dat ver boven het uurtarief ligt van € 250 dat wordt genoemd in de uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden van 26 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:696, V-N 2016/23.26. De rechtbank vindt een matiging van de wegingsfactor passend. Omdat de heffingsambtenaar deze matiging niet heeft uitgelegd in de uitspraak op bezwaar, is het beroep van X wel gegrond en krijgt hij voor het beroep een proceskostenvergoeding van € 40,05 (rekening houdend met samenhang).

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 3 februari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen