Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de kwalificatie van een voucher als ‘voucher voor enkelvoudig gebruik’ uitsluitend afhangt van de in art. 30 bis sub 2 EG-richtlijn 2006/112 gestelde voorwaarden.

Het Duitse M-Gbr verkoopt via haar webwinkel vouchercodes. Via een account van de webwinkel X kan met de voucher digitale inhoud worden gekocht in de X-store. De X-store wordt beheerd door de Britse vennootschap Y. Aan de X-cards zijn landencodes gekoppeld. De Duitse X-cards zijn bestemd voor gebruik door inwoners van Duitsland. Omdat de Duitse kaarten goedkoper zijn, omzeilen gebruikers de door Y gestelde voorwaarden voor het gebruik van de X-cards, door opzettelijk misleidende gegevens te verstrekken of hun IP-adres te verbergen. Na een controle stelt de Duitse Belastingdienst zich op het standpunt dat de X-cards moeten worden aangemerkt als vouchers voor enkelvoudig gebruik, omdat ze alleen kunnen worden gebruikt door in Duitsland wonende klanten. De plaats van de dienst bevindt zich dan in Duitsland. M-Gbr is echter van mening dat de X-card een voucher voor meervoudig gebruik is, omdat bij de verkoop van de kaarten de woonplaats of de gebruikelijke verblijfplaats van de eindafnemer niet met zekerheid bekend is. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de kwalificatie van een voucher als ‘voucher voor enkelvoudig gebruik’ uitsluitend afhangt van de in art. 30 bis sub 2 EG-richtlijn 2006/112 gestelde voorwaarden. Een van de voorwaarden betreft de voorwaarde dat de plaats van de voor eindverbruikers bestemde dienst waarop deze voucher betrekking heeft, bekend is bij uitgifte van die voucher. Daarbij is dan niet van belang de voucher wordt overgedragen tussen belastingplichtigen die in eigen naam handelen en die gevestigd zijn op het grondgebied van andere lidstaten dan die waar deze eindverbruikers zich bevinden. Verder merkt het Hof van Justitie EU nog op dat de wederverkoop door een belastingplichtige van ‘vouchers voor meervoudig gebruik’ in de zin van art. 30 bis sub 3 EG-richtlijn 2006/112 onder voorwaarden aan de BTW-heffing kan worden onderworpen.

[Bron Uitspraak]

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie

Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting

Editie: 22 april

Informatiesoort: VN Vandaag

248

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen