De Hoge Raad oordeelt dat het bewijs dat X het ten laste gelegde feit heeft begaan ten onrechte uitsluitend is aangenomen op basis van zijn eigen verklaringen.

X is registeraccountant en is voor 55% aandeelhouder van A bv. Haar activiteiten bestaan uit de productie en verkoop van kunststof bouwmaterialen. X doet de administratie van deze – inmiddels ontbonden – bv en hij is door Hof Arnhem-Leeuwarden wegens het feitelijke leidinggeven aan fiscale misdrijven, alsmede valsheid in geschrift, veroordeeld tot negen maanden gevangenis.

De Hoge Raad oordeelt dat het bewijs dat X het ten laste gelegde feit heeft begaan ten onrechte uitsluitend is gebaseerd op basis van zijn eigen verklaringen. Dit is in strijd met art. 314 lid 4 Wetboek van Strafvordering.

Door het hof is vastgesteld dat B bv auto’s aan X ter beschikking heeft gesteld en dat dit niet in haar LB-aangiften is verantwoord. Uit de valse km-administraties volgt dat dit wel had gemoeten. In het licht echter van wat de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd, namelijk dat X in dienst was bij zijn holding in plaats van bij B bv, is de bewezenverklaring niet zonder meer begrijpelijk. Volgt gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 13b

Wetboek van Strafrecht 341

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Strafrecht

Instantie: Hoge Raad (Strafkamer)

Editie: 9 februari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen