Rechtbank Noord-Nederland matigt de verzuimboete van X. X had geen andere manier om een rechterlijk oordeel te krijgen over zijn argumentatie om geen digitaal aangifte te doen dan door het op een boete aan te laten komen.

X is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV te doen voor 2021. De uiterste termijn is 15 september 2022. Op 10 oktober 2022 verzoekt X om een papieren aangiftebiljet en op 22 oktober 2022 dient hij de aangifte in. X krijgt een verzuimboete opgelegd van € 385. X verzet zich tegen het digitaal doen van aangifte vanwege risico’s zoals hacking en diefstal van digitale data. Hij vindt dat de Belastingdienst hem jaarlijks een papieren aangiftebiljet moet toesturen en dat het onredelijk is om daar jaarlijks zelf om te verzoeken. De inspecteur verklaart het bezwaar van X ongegrond. X gaat in beroep.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar tot een te hoog bedrag. De rechtbank stelt vast dat X de aangifte IB/PVV 2021 te laat heeft ingediend. X' beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet, omdat het redelijk is dat X de Belastingdienst jaarlijks een verzoek moet doen om een papieren aangiftebiljet. De rechtbank matigt de boete naar € 200, omdat X geen andere manier had om een rechterlijk oordeel te krijgen over zijn argumentatie dan door het op een boete aan te laten komen. De boete wordt verder verminderd naar € 180 vanwege overschrijding van de redelijke termijn van berechting.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:4

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Algemene wet inzake rijksbelastingen 3a

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 2 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

266

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen