Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de voor 2010 en 2011 opgelegde VPB-navorderingsaanslagen in stand moeten blijven. Uit de contante stortingen bij een Luxemburgse bank blijkt dat de winst is afgeroomd.

Belanghebbenden, A bv, B bv en C bv zijn betrokken bij de exploitatie van coffeeshops. Naar aanleiding van een onderzoek legt de inspecteur diverse VPB-(navorderings)aanslagen op aan de bv’s. Volgens hem hebben zij namelijk meer winst genoten dan is aangegeven. De winst is afgeroomd door hogere inkoopkosten in de boekhouding op te nemen dan de werkelijke kosten.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de voor 2010 en 2011 opgelegde VPB-navorderingsaanslagen in stand moeten blijven. Voor die jaren kan de administratie niet als grondslag dienen voor de fiscale winstberekening. Volgens de rechtbank is het aannemelijk dat in die jaren winst is afgeroomd door hogere inkoopkosten in de boekhouding op te nemen dan de werkelijke kosten. Dit blijkt onder andere uit de contante stortingen bij een Luxemburgse bank. Voor de jaren 2012-2014 geldt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat de winst is afgeroomd. De rechtbank wijst er daarbij op dat de bedrijfsvoering in die jaren afwijkt van de bedrijfsvoering in de voorgaande jaren. Verder hebben er ook geen contante stortingen meer plaatsgevonden bij de Luxemburgse bank. De aanslagen voor die jaren worden vernietigd dan wel verminderd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 11 april

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen