Artikelen van Hein Vermeulen
De deelnemingsvrijstelling is al lang een belangrijk onderdeel van ons VPB-stelsel. Zij heeft zeker na de invoering van de EU Moeder-dochterrichtlijn in veel landen navolging gekregen.
Een kleine 10 jaar geleden is de Europese Commissie begonnen om het instrument van staatssteun in te zetten om tax rulings aan te pakken.
Het voorstel van de Europese Commissie van 22 december 2021 voor een richtlijn om brievenbusmaatschappijen aan te pakken (ATAD3), heeft al diverse pennen in beweging gebracht.
In het licht van het aflopende Terugtrekkingsakkoord hebben de EU en het VK op 24 december 2020 een Handels- en samenwerkingsovereenkomst gesloten die op 1 januari 2021 in werking is getreden.
Volgens de WIB is een wezenskenmerk "een eigenschap of kenmerk van een grensoverschrijdende constructie die geldt als een indicatie van een mogelijk risico op belastingontwijking als bedoeld in bijlage IV" van de EU-administratieve samenwerkingsrichtlijn (DAC). Deze definitie is gelijk aan die in art. 3 onderdeel 20 DAC. De vraag die ik wil opwerpen, is of deze definitie expliciet eist dat sprake is van een "indicatie van een mogelijk risico op belastingontwijking".
Vanaf dit jaar hebben we een nieuwe regel die de renteaftrek op generieke wijze beperkt: art. 15b Wet VPB 1969. Het betreft de implementatie van de earningsstripping-maatregel uit de eerste antibelastingontwijkingsrichtlijn EU/2016/1164, de Anti Tax Avoidance Directive, of kortweg ATAD 1, genoemd.
Het arrest-Marks & Spencer, waarin het Hof van Justitie EU besliste dat definitieve verliezen van een niet-ingezeten dochtermaatschappij in de lidstaat van de moedermaatschappij kunnen worden verrekend, heeft veel losgemaakt.
Het is een waar understatement om te stellen dat het Europese belastingrecht in beweging is. In het primaire Unierecht gebeurt het nodige. Op het vlak van de verkeersvrijheden is er eveneens reuring. Naast al dit geweld volgen de ontwikkelingen in het secundaire Unierecht zich in misschien nog wel rapper tempo op.
Hein Vermeulen vraagt zich af hoe ruim de Nederlandse wetgever de ATAD gaat implementeren.
Hein Vermeulen geeft een analyse van de subtiele verschuiving in de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU inzake het discriminatieverbod.