Vier jaar geleden presenteerden de fiscale wetenschappers Leo Stevens en Koen Caminada bij aanvang van het kabinet Rutte III een blauwdruk voor een nieuw belastingstelsel. Anno 2021 constateren zij dat het kabinet bitter weinig energie in fiscale innovatie heeft gestopt. De fiscalisten blijven echter onverminderd constructief en optimistisch en hebben al een geactualiseerde versie klaar voor het aankomende kabinet. “Onze ambitie was en is om te komen tot een eenvoudiger en neutraler stelsel waarin prioriteit wordt gegeven aan lagere tarieven op arbeidsinkomen.”
“Op dit moment loopt Nederland door de rommelige fiscale vormgeving van het belastingstelsel veel welvaart mis. Hoeveel is niet precies duidelijk, maar naar schatting kan aanpassing van het fiscale stelsel een kwart miljoen extra banen opleveren”, schrijven Stevens en Caminada in het Weekblad fiscaal recht. Hun brede bestuurlijke en fiscaaltechnische analyse wordt vandaag gepubliceerd onder de titel ‘Update Blauwdruk voor belastinghervorming 2021’ (WFR 2021/158). Net als vier jaar geleden bepleitten zij ook dit jaar om de belastingdruk voorzichtig en geleidelijk te verschuiven van inkomen naar verbruik.
De wetenschappers zien op dit vlak hoopvolle, maar vooral ook noodzakelijke ontwikkelingen. Aan de ene kant zijn de lasten op arbeid omlaag gegaan door invoering van het tweeschijvenstelsel en aan de andere kant werd de consumptie zwaarder belast doordat het lage btw-tarief van 6% naar 9% steeg.
“Veel studies concluderen dat een verschuiving van directe naar indirecte belastingen een positieve invloed heeft op de economie. Per saldo dalen de exportprijzen en verbetert de concurrentiepositie”, merken zij op, maar de maatregelen van afgelopen jaren zijn niet genoeg: “We moeten blijven inzetten op minder tariefarbitrage en fiscale balansverkorting, waardoor de Nederlandse economie minder volatiel wordt. Onze voorstellen zijn gericht op vereenvoudiging in de tariefstructuur en de terugkeer naar een globaal evenwicht tussen de inkomsten- en vennootschapsbelasting.”
Fiscaal instrumentalisme
Stevens en Caminada zijn geen voorstander van een wetgever die zich om beleidsmatige redenen geroepen voelt bepaalde inkomsten lichter of juist zwaarder te belasten waardoor het fiscale neutraliteitsprincipe wordt geschonden.
Stevens legt uit: “Wanneer de belastingheffing instrumenteel wordt ingezet, ontstaat het risico dat dit tot effecten leidt die op gespannen voet staan met de draagkrachtoverwegingen of schade berokkenen aan de geloofwaardigheid van het belastingstelsel. Bovendien zien we maatschappelijk ongewenste scheefgroei ontstaan met complexiteit als gevolg. Wel moet het fiscale stelsel dienstbaar worden gemaakt aan het klimaatbeleid.”
Arbeidsmarkt
In de Blauwdruk 2021 noemen de auteurs enkele voorbeelden van ongewenste verstoringen door dit instrumentalisme. Een daarvan is de arbeidsmarkt. De zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling hebben het ondernemerschap van zzp’ers sterk gestimuleerd maar hebben tegelijkertijd geleid tot scheefgroei van de concurrentieverhoudingen op de arbeidsmarkt. Een breed assortiment van ondernemersfaciliteiten leidt immers tot een ongelijke belastingdruk tussen ondernemers en niet-ondernemers en zorgt ook voor een grote spanning tussen het traditionele dienstverband en de zzp-status.
Als concrete oplossing stellen Stevens en Caminada voor om de zelfstandigenaftrek te versoberen om scheefgroei in arbeidsverhoudingen af te zwakken en de mkb-winstvrijstelling te beperken tot 12% over de winst in de tweede inkomensschijf (vanaf € 55.000).
Woningmarkt
Een tweede instrumentele verstoring betreft de fiscale begunstiging van de eigenwoningbezitter die heeft geleid tot scheve verhoudingen op de woningmarkt. Ook in de ‘Bouwstenennotitie’ uit 2020 werd geconstateerd dat de eigenwoningregeling in haar totaliteit ondoelmatig is, de woningmarkt verstoort, denivellerend is en de kansenongelijkheid vergroot tussen starters die komen uit een familie met een hoog en die met een laag vermogen.
De auteurs verzuchten in hun artikel dat het eindelijk eens tijd wordt dat het in de Blauwdruk 2017 genoemde hervormingsscenario in gang wordt gezet, namelijk het eigenwoningregime onderbrengen in de vermogensrendementsheffing. Deze transformatie, zo schrijven zij, moet uiteraard langs de weg der geleidelijkheid plaatsvinden, waarbij via een basisvrijstelling, van bijvoorbeeld € 200.000 à € 300.000 voor vermogen dat is geïnvesteerd in de eigen woning, het eigenwoningbezit wordt bevorderd.
Box 3
Een andere stoorzender voor de wetenschappers is de vermogensrendementsheffing. Deze heffing heeft volgens auteurs de laatste jaren haar geloofwaardigheid in snel tempo verloren doordat het kabinet willens en wetens heeft vastgehouden aan de 4%-fictie, terwijl voor iedereen zichtbaar en voelbaar was dat deze wettelijke norm - zéker voor spaargeld - niet meer realistisch was.
Stevens is teleurgesteld: “Naast het feit dat deze heffing grote schade berokkent aan de geloofwaardigheid en acceptatie van het belastingstelsel, veroorzaakt zij een ernstige verstoring van het evenwicht in de belastingheffing van inkomsten uit vermogen. En zo blijft dit dossier van de vermogensrendementsheffing maar voortsukkelen, steeds grotere maatschappelijke irritatie oproepen en het vertrouwen in de wetgever en de rechtsstaat ondermijnen.”
De oplossing voor deze fiscale misère ligt volgens de auteurs in een overstap naar een aangepaste vermogenswinstbelasting. Zij bepleiten een combinatie van een echte vermogenswinstbelasting voor de activa en passiva waar dit mogelijk is, gecombineerd met een forfaitaire heffing voor andere activa en passiva waar dit nodig is. Ook gaan de fiscalisten uit van een substantieel heffingvrij vermogen.
Verzilverbare heffingskortingen
Tot slot constateren Stevens en Caminada dat de toeslagsystematiek en de heffing van de loon- en inkomstenbelasting onvoldoende op elkaar zijn afgestemd. Zij adviseren in hun blauwdruk om de structurele samenhang tussen belastingen, toeslagen en inkomensafhankelijke regelingen te verbeteren.
De fiscalisten zien het meest in een overstap naar een systeem van verzilverbare heffingskortingen. Dit zou prima passen in het bestaande stelsel. Daarmee wordt het aansluitingsprobleem tussen de tariefstructuur van de inkomstenbelasting en het maatschappelijk geldende sociale minimuminkomen weliswaar niet opgelost, maar wel duidelijk afgezwakt.
Bron: Gé Konings