Doel van de fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten is ervoor te zorgen dat de fiscale claims op het bedrijfsvermogen de overgang naar de volgende generatie niet onnodig bemoeilijken. Dat de regels behoorlijk complex kunnen zijn, valt af te leiden uit de volgende zaak. Volgens de rechter is de verkrijging van 100% van de aandelen in een vastgoed-bv door schenking van ouder op kind op grond van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Voor de fiscale praktijk is dit een belangrijke uitspraak.

De zaak

Vader schonk in 2013 100% van de aandelen in een bv aan zijn dochter. De dochter werkte sinds 2010 bij de bv. In 2013 verkreeg de dochter 100% van de aandelen in de bv met een vastgoedportefeuille van € 6 mln. De onroerende zaken waren dienstbaar aan de bv en behoorden tot de materiële onderneming van de bv. De dochter nam na de overdracht alle werkzaamheden over en claimde in de aangifte overdrachtsbelasting de (6%) overdrachtsbelastingvrijstelling. De inspecteur was het hier niet mee eens en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van ruim € 300.000 op. 

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit overdrachtsbelasting

De rechter stelde vast dat de overdrachtsbelastingvrijstelling bedoeld was om de fiscale belemmering weg te nemen als ouders hun onderneming aan kinderen willen overdragen en zich terugtrekken uit de onderneming. Partijen waren het er over eens dat de verkrijging van de aandelen in de vastgoed-bv naar de letter van de wet niet was vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Aanleiding voor het geschil was of de verkrijging toch was vrijgesteld op basis van de zogenoemde ‘doorkijkarresten' van de Hoge Raad. Volgens de Belastingdienst gold de vrijstelling niet voor de verkrijging van aandelen in een bv. 

Indirecte verkrijging vastgoed vrijgesteld

De rechter besliste dat de verkrijging van de aandelen in de vastgoed-bv door de dochter op grond van de wetsgeschiedenis, de strekking van de ‘doorkijkarresten' en de structuur van de overdrachtsbelastingwetgeving was vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Het was volgens de rechter niet de bedoeling om overdrachtsbelasting te heffen op de verkrijging van aandelen die de onroerende zaken vertegenwoordigen, voor zover de verkrijging van de onderliggende onroerende zaken zelf wel vrijgesteld van overdrachtsbelasting zou zijn. Op grond van de ‘doorkijkarresten' moest dus door de bv worden heen gekeken. De verkrijging van de vastgoedportefeuille zou dan zijn vrijgesteld van overdrachtsbelastingheffing. 
De rechtbank stelde haar in het gelijk. 

Materiele onderneming – geen IB-onderneming

Het belang in deze zaak is groot, namelijk ruim € 300.000. De vraag of de overdrachtsbelastingvrijstelling geldt, is afhankelijk van de uitleg van het begrip ‘onderneming' zoals opgenomen in de vrijstellingsbepaling. De Belastingdienst vond dat sprake moet zijn van een onderneming zoals bedoeld in de inkomstenbelasting. De dochter stelde dat het erom moet gaan dat het verkregene in materiële zin een onderneming is en dus de ondernemingsvorm (de bv) toepassing van de vrijstelling niet in de weg staat. Volgens (de adviseur van) de dochter was het de bedoeling van de wetgever om alle bedrijfsoverdrachten vrij te stellen die voldoen aan de materiele criteria van een onderneming.
ABAB is zijn benieuwd of de staatssecretaris sprongcassatie instelt bij de Hoge Raad.
 
 

Bron: ABAB Accountants en Adviseurs

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

4

Gerelateerde artikelen