Na het overlijden van de verzekerde aan de partner gedane uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) zijn niet vrijgesteld. Een beroep op de vrijstelling voor een eenmalige uitkering ter zake van overlijden faalt. Dat beslist Hof Amsterdam.

De zaak (28 mei 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3213)  verloopt als volgt. Een werkgever heeft voor haar werknemer een AOV afgesloten. De werknemer wordt arbeidsongeschikt en heeft recht op een periodieke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Niet lang daarna overlijdt de werknemer.

Volgens de polisvoorwaarden wordt de uitkering nog 3 maanden voortgezet. De uitkering wordt gedaan aan de partner. De verzekeraar heeft loonheffing ingehouden op deze uitkeringen. De partner is het hier niet mee eens.

De partner voert aan dat de aan haar gedane uitkeringen verband houden met het overlijden van de werknemer. Op grond van artikel 11, lid 1, onderdeel m, Wet LB 1964 zijn

"eenmalige uitkeringen en verstrekkingen ter zake van overlijden van de werknemer, zijn partner in het kalenderjaar of in het voorafgaande kalenderjaar (…), voor zover deze uitkeringen en verstrekkingen niet overtreffen driemaal het loon over een maand (…)"

vrijgesteld.

De Rechtbank is het eens met deze zienswijze. In hoger beroep komt het Hof Amsterdam tot een ander oordeel. Omdat er in de polisvoorwaarden is aangegeven dat de uitkeringen worden voortgezet kan er geen sprake zijn van een eenmalige uitkering. De aan de partner gedane uitkeringen zijn onderdeel van de aan de werknemer toegekende periodieke uitkering en als zodanig aan loonheffing onderworpen.

Belang voor de praktijk

Bij de beoordeling van dit geschil richt het hof zich op de polisvoorwaarden. Daarin is expliciet een voortzetting van de uitkeringen beschreven. Als de voorwaarden hadden voorzien in een overlijdensuitkering was de uitkomst wellicht anders geweest. Bij een geschil over de belastbaarheid van uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheids- of levensverzekering is van belang om de verzekeringsvoorwaarden als uitgangspunt voor de bewijsvoering te hanteren.

Wellicht ten overvloede: deze uitspraak heeft geen gevolgen voor de (on)belastbaarheid van de eenmalige uitkering die een werkgever doet bij het overlijden van een werknemer. Er vanuit gaande dat de uitkering niet hoger is dan drie keer het maandloon en ook aan de overige voorwaarden van artikel 11, lid 1, onderdeel m, Wet LB 1964 is voldaan.
 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Loonbelasting

14

Gerelateerde artikelen