Arex. Reference for a preliminary ruling. Taxable person within meaning of VAT Directive. Nejvyšší správní soud
15 september 2017
Request for a preliminary ruling from the Nejvyšší správní soud in the case Arex.
Must any taxable person be regarded as a taxable person within the meaning of Article 138(2)(b) of Council Directive 2006/112/EC? If not, to which taxable persons does that provision apply?
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de levering van een plantenterrarium kwalificeert als één economisch ondeelbare prestatie waarop het algemene BTW-tarief van toepassing is.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de dienstverlening van X BV, bestaande uit het testen op soa's en hpv, is vrijgesteld van omzetbelasting. De rechtbank stelt dat X BV één enkele economische prestatie verricht die onder de medische vrijstelling valt.
Het Openbaar Ministerie (OM) eist voor een 68-jarige man een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar en zes maanden en voor een 72-jarige vrouw een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden en een taakstraf van 180 uur. Beiden worden beschuldigd van btw-fraude met een zogenoemde facturenfabriek.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt aan de hand van de omschrijving van de onroerende zaken en de foto’s daarvan vast dat de onroerende zaken naar hun aard en inrichting zijn bestemd om te worden gebruikt als parkeerruimte voor een voertuig. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de 3D-geprinte beeldjes van zwangere vrouwen als kunstvoorwerpen worden aangemerkt en onder het verlaagde BTW-tarief vallen. De rechtbank stelt dat de beeldjes geheel van de hand van de kunstenaar zijn en geen commercieel karakter hebben.
X BV kwalificeert volgens de Kennisgroep omzetbelasting niet als een gemeenschappelijke beleggingsmaatschappij voor de toepassing van de BTW-vrijstelling in art. 11 lid 1 aanhef onderdeel i onder 3 Wet OB 1968. De inleg is namelijk niet samengevoegd ter gezamenlijke belegging volgens het beginsel van risicospreiding.
De Hoge Raad acht zich niet bevoegd om te oordelen over het zogeheten cessieverbod uit de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM (WHPKV).
De Hoge Raad acht het buiten redelijke twijfel dat zijn uitleg van art. 11 lid 3 onderdeel b Wet OB 1968 in overeenstemming is met de mogelijkheid die de BTW-richtlijn aan de lidstaten biedt om de voorwaarden te bepalen voor de toepassing van het criterium van de ‘eerste ingebruikneming’ op de verbouwing van oude gebouwen.
De coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB vragen het kabinet af te zien van een verhoging van het hoge btw-tarief, een mogelijkheid die deze week geopperd werd als alternatief voor de hogere btw op cultuur, boeken en sport. De partijen keerden zich al publiekelijk tegen dit idee, en kwamen donderdag samen met een motie om dat te onderstrepen. Die kan rekenen op zeer brede steun.