Op 18 oktober 2024 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de aftrekbaarheid van verteerkosten voor ondernemers. Het arrest ziet concreet op de vraag wanneer kosten voor eten en drinken, gemaakt tijdens een zakelijk verblijf, als zakelijke uitgaven kunnen worden aangemerkt. De Belastingdienst heeft zijn zienswijze op dit arrest gepubliceerd.
De Belastingdienst merkt over het arrest het volgende op.
"Kosten die zijn gemaakt met het oog op de zakelijke belangen zijn in beginsel aftrekbaar zo nodig met inachtneming van de wettelijke beperkingen in bijvoorbeeld artikel 3.15 Wet IB 2001. Als een ondernemer die kosten maakt uitsluitend ter bevrediging van zijn persoonlijke behoeften ontberen zij dat zakelijke karakter en zijn ze niet aftrekbaar. In deze systematiek ligt besloten dat de inspecteur het motief (de werkelijke aard) van de kosten mag toetsen.
Bij het toetsen van het motief kan naar voren komen dat de aanleiding voor het maken van de verteerkosten enkel is gelegen in de privésfeer. Die verteerkosten zijn niet aftrekbaar. Voor de vaststelling of de aanleiding van de kosten is gelegen in de privésfeer is niet voldoende dat er een noodzaak tot eten en drinken bestaat en dat kosten van maaltijden buiten de deur hoger zijn dan die van maaltijden die thuis worden bereid en genuttigd. De Hoge Raad heeft opgemerkt dat in samenhang met het zakelijke verblijf in Amsterdam en Tilburg de tijdens die verblijven gemaakte verteerkosten ook zakelijk zijn. Het privé-element van deze kosten wordt alleen beperkt op grond van de aftrekbeperking van artikel 3.15 Wet IB 2001.
Overstijging van gebruikelijke werktijden
Het betekent niet dat de desbetreffende verteerkosten altijd zakelijk zijn. De Belastingdienst meent dat, zoals ook in het arrest het geval was, sprake moet zijn van verteerkosten die zijn gemaakt tijdens een zakelijk verblijf op een locatie, anders dan het hoofdverblijf van de ondernemer of de onderneming (bijvoorbeeld de eigen woning of kantoor van de onderneming) waarvan de aanwezigheid op locatie de gebruikelijke werktijden overstijgen (zoals een meerdaags verblijf). Tot slot heeft de Hoge Raad in het arrest alleen de 3 hoofdmaaltijden (ontbijt, lunch, diner) tot de verteerkosten gerekend."
Bron: Belastingdienst
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting