De huidige belastingrenteregeling maakt de Belastingdienst slapend en gratis rijk. Dat de Tweede Kamer onlangs een motie over deze rente heeft aangenomen is dan ook meer dan terecht, vindt advocaat-belastingkundige Diana Jansen (Flexadvocaten), nu het evenwicht ver te zoeken is.

Oproep tot onderzoek

In hoeverre is de huidige belastingrenteregeling redelijk, billijk en rechtvaardig, zijn de gehanteerde percentages marktconform en waar zitten eventuele aandachts- en verbeterpunten? In een motie bij het Belastingpakket 2018 roept Tweede Kamerlid Aukje de Vries (VVD) de regering op om deze vragen te onderzoeken. De Tweede Kamer heeft deze motie aangenomen. Aan het kabinet dus de schone taak om niet alleen het onderzoek te starten, maar de uitkomsten hiervan vóór 1 juli 2018 te delen.
 
In een begeleidende brief bij de 20e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst haakt staatssecretaris Snel van Financiën op de motie in, althans voor wat betreft de te betalen belastingrente over verschuldigde erfbelasting. De bewindsman start een onderzoek naar een meer structurele oplossing voor de situatie dat belastingplichtigen bij een tijdige en juiste belastingaangifte erfbelasting toch tegen belastingrente aanlopen.

Onrechtvaardig

De huidige belastingrenteregeling dateert van 2012 en wordt door de praktijk als onrechtvaardig beschouwd nu deze wel heel sterk in het voordeel van de Belastingdienst uitpakt. Er wordt jaarlijks namelijk een fors lager bedrag aan belastingrente vergoed dan in rekening wordt gebracht. Door de belastingrenteregeling is sparen bij de fiscus inmiddels verleden tijd. De weegschaal slaat nu door naar de kant dat de fiscus spaart bij de belastingplichtige. De inspecteur hoeft immers niet meer automatisch rente te vergoeden als iemand na afloop van het belastingjaar een bedrag aan belasting terugkrijgt. Sterker nog, er is helemaal geen beleid voor het matigen van reeds in rekening gebrachte belastingrente, dan wel het vergoeden van rente over te veel betaalde belasting. Dat blijkt uit een reactie vanuit het ministerie van Financiën eerder dit jaar op een door EY gedaan Wob-verzoek om informatie openbaar te maken over heffingsrente, belastingrente invorderingsrente, en ook uit antwoorden van voormalig staatssecretaris Wiebes op vragen van het Tweede Kamerlid De Vries. In de brief waarin hij de belastingrenteregeling verduidelijkt, geeft hij aan dat hiervoor beleid ontbreekt aangezien het behalen van een economisch voor- of nadeel niet langer centraal staat in de regeling.

Evenwicht zoek

Merkwaardig genoeg is de huidige belastingrenteregeling wél geënt op deze economische benadering. Jansen wijst op de parlementaire geschiedenis. "In de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2012 staat dat de regeling is gebaseerd op het spiegelbeeldige uitgangspunt dat de Belastingdienst belastingrente in rekening brengt als de burger niet op tijd aan zijn betalingsverplichting voldoet en vice versa. Het spiegelbeeld is immers dat de Belastingdienst het door de burger geleden rentenadeel vanwege een niet tijdige teruggave van te veel betaald belastinggeld compenseert. Deze economische benadering is blijkbaar in de uitvoering helemaal losgelaten. De cijfers in de verduidelijkingsbrief van Wiebes liegen er niet om. Het aantal aanslagen met in rekening gebrachte belastingrente zit voor ondernemers in 2016 al haast weer op het niveau van 2012, terwijl het aantal aanslagen met vergoede belastingrente de afgelopen jaren fors is gedaald van meer dan twee miljoen in 2012 naar 177 duizend in 2016. Het evenwicht is hier ver te zoeken."

Vereenvoudigingsvalkuil

Ook vereenvoudiging was een belangrijke doelstelling van de belastingrenteregeling. Hierdoor vallen belastingplichtigen die hun belastingaangifte vóór 1 april indienen buiten de regeling. Belastingrente wordt namelijk berekend vanaf 1 juli na afloop van het belastingjaar en voor die tijd heeft de Belastingdienst de voorlopige aanslagregeling voor deze aangiften grotendeels afgerond. "Helaas gaat die vlieger voor de meeste ondernemers niet op," benadrukt Jansen. "Ondernemersaangiften worden voor het merendeel verzorgd door belastingadviseurs en zullen dan ook gespreid over het jaar worden ingediend. Daar is in de belastingrenteregeling onvoldoende rekening mee gehouden. En dan krijgen Vpb-ondernemers ook nog eens te maken met een rentepercentage van 8% nu deze is gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties. Dat maakt het extra wrang. De ondernemer kan immers nauwelijks belastingrente ontlopen. Er is geen reële mogelijkheid om eerder de aangifte te doen en op een dan maar te hoge geschatte voorlopige aanslag volgt geen rentevergoeding. Ik snap dat men niet terug wil naar sparen bij de fiscus maar de huidige regeling pakt wel erg ongunstig uit voor ondernemers."

Onrealistisch rentepercentage

Dat de Belastingdienst hoge rentepercentages hanteert − 8% belastingrente voor de vennootschapsbelasting en 4% voor de overige belastingen – komt omdat de belastingrenteregeling aanknoopt bij de Awb-verzuimrenteregeling waarin ook wordt aangesloten bij de wettelijke rente voor (niet)-handelstransacties. Jansen: "Voor de Belastingdienst is dit op zich makkelijker, omdat er dan niet ieder kwartaal moet worden uitgegaan van nieuwe rentepercentages, maar die vereenvoudiging pakt voor belastingplichtigen, gezien de huidige rentestanden, wel erg nadelig uit, terwijl de Belastingdienst slapend en gratis rijk wordt van de hele regeling. Aanknopen bij de huidige marktrente zou realistischer en eerlijker zijn."

Oplossing

Alles overwegend ziet Jansen de huidige belastingrenteregeling liever vandaag nog dan morgen verdwijnen. "Van redelijkheid en rechtvaardigheid is absoluut geen sprake meer. Ik kan mij vinden in het standpunt van Edwin Heithuis eerder dit jaar in het Financieele Dagblad: óf zowel heffen als vergoeden, óf beide achterwege laten. Heithuis is voorstander van het laatste nu de Belastingdienst een eventueel rentenadeel met voorlopige aanslagen en voorheffingen als loon-en dividendbelasting voldoende kan beperken. Dat kan ik volgen, al zal er altijd wel een discrepantie zijn tussen voorheffing dan wel voorlopige aanslag en de daadwerkelijke heffing. Als de Belastingdienst rente wil berekenen over dat verschil, ga dan in ieder geval uit van de economische spiegelbeeldbenadering en hanteer daarbij een marktconforme rente. Dan is het rente-evenwicht tussen Belastingdienst en belastingplichtige in ieder geval weer hersteld."  

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2017

102

Gerelateerde artikelen