De OESO-voorstellen voor het belasten van winst in de gedigitaliseerde economie zijn een fundamentele wijziging van het internationale belastingrechtspeelveld. Deze fundamentele wijziging vergt goed doordachte regelgeving en dat kost tijd. Internationaal fiscalist Ronald van den Brekel is bang dat de OESO die tijd niet wordt gegund. Steeds meer landen voeren immers zelf al unilaterale maatregelen in. Dat spanningsveld stelt de OESO voor een groot dilemma: geduld betrachten versus snel en ondoordacht handelen om de unilaterale schade te beperken.
Wapenstilstand
Van den Brekel (partner bij EY en specialist op het gebied van transfer pricing) ziet in een wereldwijde ‘wapenstilstand’ een mooie oplossing voor dit dilemma. “Het mooiste zou zijn als landen een pas op de plaats maken om de OESO voorstellen, die nog veel uitwerking behoeven en consensus, een kans van slagen te geven. Per slot van rekening vaart niemand wel bij unilaterale acties als een eigen digitaledienstenbelasting, die verschillende landen inmiddels overwegen en door Frankrijk onlangs is ingevoerd om internationale techgiganten als Google, Amazon en Facebook te kunnen belasten.”
Prominent onderwerp
De alsmaar voortdenderende digitalisering en globalisering van de economie heeft gevolgen voor de huidige winstbelastingstelsels van landen. Door het ontbreken van ‘fysieke’ aanwezigheid van bedrijven in het afzetland, het land waar de consumenten/gebruikers zitten, lopen landen belastinginkomsten mis. De digitale economie is dan ook een prominent onderwerp op de internationale fiscale agenda.
In het BEPS-project van de OESO was de digitale economie actiepunt 1. De uitdagingen van de gedigitaliseerde economie gingen echter de reikwijdte van het BEPS-project, het tegengaan van winstverschuiving en grondslaguitholling, te buiten en werden daarom destijds geparkeerd. Daarmee is het onderwerp niet van het toneel verdwenen. Eind mei 2019 werd een werkplan van de OESO goedgekeurd door de landen in het ‘Inclusive Framework’. Het doel is om te komen tot een op consensus gebaseerde oplossing voor de fiscale uitdagingen die voortvloeien uit de digitalisering van de economie. Zo luidt ook de titel van het werkplan. “De inhoud gaat echter vele malen verder dan de titel doet vermoeden,” zegt Van den Brekel. “De OESO heeft het bewust over digitalisering van de economie, en beoogt daarmee een ruim op te vatten begrip. Het werkplan, bestaande uit twee pijlers, raakt niet enkel puur digitale maar potentieel heel veel bedrijven. Pijler 1 leidt tot verschuiving van heffingsrechten tussen woonstaat en bronstaat voor een mogelijk breed scala aan bedrijven, en pijler 2 beoogt de invoering van een minimumbelasting voor alle soorten activiteiten.”
De ‘unified approach’
Op 9 oktober is een internetconsultatie gestart voor het voorstel van het OESO-secretariaat voor een gemeenschappelijke aanpak, ‘a unified approach’, onder pijler 1 van het werkplan. Reageren kan nog tot en met de ochtend van 12 november aanstaande. Pijler 1 bevat nieuwe regels voor bedrijven gericht op consumenten. Bepaalde sectoren, zoals de commodity-sector en de gas- en oliewinning sector, kunnen volgens het consultatiedocument worden uitgesloten. Pijler 1 introduceert een nieuw nexusbegrip, naast het bestaande vaste inrichting-begrip, waardoor sprake is van belastbare aanwezigheid in de landen waar de consumenten zitten, oftewel de marktlanden, ondanks dat fysieke aanwezigheid daar ter plaatse ontbreekt. Het nieuwe nexusbegrip bevat een minimum omzetgrens die nog moet worden bepaald en raakt hierdoor waarschijnlijk slechts een beperkte groep van bedrijven, bijvoorbeeld met een wereldwijde omzet van € 750 miljoen.
Daarnaast bevat pijler 1 nieuwe en aangepaste regels om meer winst toe te rekenen aan de marktlanden en andere landen waar, door het nieuwe nexusbegrip, sprake is van belastbare aanwezigheid. De definitie van ‘toe te rekenen winst’ gaat uit van de wereldwijde winst en bestaat uit twee delen: een fictieve vergoeding voor routinematige bedrijfsactiviteiten en de restwinst. Op basis van nog vast te stellen formules wordt een deel van deze restwinst toegerekend aan de marktlanden indien er sprake is van de nieuwe nexus. Ook bevat het voorstel een regeling voor de bepaling van winsten voor distributieactiviteiten als wél sprake is van fysieke aanwezigheid, bestaande uit een fictieve minimumvergoeding voor bepaalde minimale distributieactiviteiten en een extra vergoeding voor het deel aan activiteiten dat meer is dan de minimale activiteiten.
Extra complexiteitslaag
Pijler 1 wordt gepresenteerd als een vereenvoudiging om de winst van bedrijven te bepalen, maar volgens Van den Brekel voegt de pijler een extra laag van complexiteit toe. “Het is dus belangrijk dat de OESO alle praktische zaken goed doordenkt en oplost alvorens het hele plan te finaliseren. Zo wordt bijvoorbeeld aangesloten bij bepaalde verkopen in een land. Dat vaststellen is echter lang niet altijd eenvoudig. En de nieuwe regels onder pijler 1 zijn beperkt tot ‘consumer facing business’. Hoe definieer je dat? Denk bijvoorbeeld maar aan multinationals die via derde distributeurs werken. Deze multinationals zijn dus niet direct maar indirect ‘consumer facing’. Overigens zal pijler 1, door de beperking van ‘consumer facing business’ en de omzetgrens, niet alle bedrijven raken. Ik hoop dat landen dit gegeven niet aangrijpen als excuus om toch unilaterale maatregelen te gaan invoeren voor bedrijven die niet onder de nieuwe regels gaan vallen en dat de OESO duidelijk maakt dat dit niet de bedoeling is.”
“Pijler 1 gaat leiden tot verschuiving van heffingsrechten,” vervolgt Van den Brekel. “Dubbele belasting moet worden voorkomen en dat kan met een bindende arbitrage wereldwijd. Afrikaanse landen hebben echter nu al laten weten hier niets voor te voelen, omdat het arbitragemiddel hun soevereiniteit aantast. Harmonisatie is ook nog een belangrijk issue. Om de nieuwe regels uit pijler 1 te realiseren moeten de meewerkende landen hun nationale wetten veranderen, dus niet enkel de internationale verdragen. Dat aanpassen moet straks wel op een geharmoniseerde manier gebeuren. Ervaring, zoals bij ‘country-by-country reporting’, leert dat dit bepaalt geen gemakkelijke opgave is.”
Minimumbelasting
De consultatieronde voor pijler 2 van het werkplan start waarschijnlijk in november. Het betreft de invoering van een ‘minimumbelasting’. Als een land de winsten van een bedrijf niet belast tegen een bepaald nog te definiëren minimumtarief, dan kan met deze maatregel een ander land gaan bijheffen, dan wel aftrek voor betalingen aan het laagbelastende land weigeren of onderwerpen aan een bronbelasting. Linksom of rechtsom wordt de winst van een bedrijf dus effectief belast.
Van den Brekel acht de kans op succes voor deze minimumbelasting groot. “Landen met een zéér laag of zelfs 0%-belastingtarief staan hiermee op 1-0 achterstand, als hoger belastende landen de minimumbelasting-maatregel buiten de OESO om, zelfstandig gaan invoeren om zo meer van de belastingkoek te krijgen. En daar voelen heel veel landen wel iets voor.”
Soevereiniteit op het spel
“Er wordt gezegd dat landen nog steeds vrij zijn om hun eigen belastingtarief te kiezen, maar die soevereiniteitsvlieger gaat met pijler 2 niet helemaal op. Daarvoor waarschuwt Van den Brekel. “Indirect tast de minimumbelasting-maatregel wel degelijk de soevereiniteit van landen aan omdat hierdoor bedrijven altijd effectief belasting betalen over hun activiteiten, ongeacht waar ze gevestigd zijn. Het hanteren van een concurrerend belastingtarief voor een gunstig vestigingsklimaat heeft dus geen effect meer. De minimumbelasting-maatregel zal daarom uiteindelijk leiden tot een wereldwijd minimum winstbelastingtarief. Is dat wat we willen? Zijn we bereid om reeds lang gehanteerde soevereiniteitsprincipes overboord te gooien? Daar moet goed over worden nagedacht.”
Impactanalyse
In een brief aan de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Snel (Financiën) inmiddels het werkplan van de OESO nader toegelicht. De brief geeft een mooie samenvatting van wat er speelt rondom de digitale economie, vindt Van den Brekel, “met als belangrijke vermelding dat de OESO een impactanalyse van pijler 1 op de belastingopbrengsten van landen laat uitvoeren. En ook de staatssecretaris laat onderzoek doen naar de effecten van het nieuwe nexus-begrip en de nieuwe winsttoerekeningsregels op Nederland. Helaas is nog niet alles bekend, zoals percentages voor de nieuwe nexus en de winsttoerekening. Dat maakt een juiste interpretatie van de analyses lastig. Ik kan me voorstellen dat het parlement pas positie inneemt nadat de impact van pijler 1 en mogelijk ook pijler 2 voor Nederland volledig duidelijk is.”
Wereldwijde aanpak verdient de voorkeur
Net als de staatssecretaris juicht ook Van den Brekel een wereldwijde oplossing toe voor de fiscale uitdagingen van de gedigitaliseerde economie. Dat de staatssecretaris in EU-verband verder wil werken aan een gemeenschappelijke aanpak als er geen overeenstemming wordt bereikt over een wereldwijde oplossing, vindt hij begrijpelijk. “Toch hoop ik dat de staatssecretaris niet te snel naar EU-verband grijpt als resultaten te lang op zich laten wachten,” aldus Van den Brekel. “Geef het vinden van een wereldwijde oplossing langer de tijd. Daar ben ik voorstander van. Maar dan moet wel worden voorkomen dat allerlei landen alvast unilaterale maatregelen gaan invoeren. Dit is ook voor de staatssecretaris een lastig dilemma.”
Nog geen consensus
Hoe het werkplan van de OESO zich verder zal ontwikkelen, is koffiedik kijken. Van den Brekel ziet nog geen consensus hierover. “Dat de ‘unified approach’ over pijler 1 een document is van het OESO-secretariaat en niet van de OESO-landen zelf, maakt dit duidelijk. Er is een politiek spanningsveld tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen en tussen ontwikkelde landen onderling. Het gebrek aan consensus kan er toe leiden dat er niet op korte termijn stappen worden gezet, met als risico een toename aan unilaterale maatregelen, zoals een digitaledienstenbelasting. Dat is voor het bedrijfsleven en de verschillende landen een hele slechte zaak, met als extra gevaar een handelsoorlog. Om dat risico te beperken hoop ik dan ook op een consensus over een ‘wapenstilstand’.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Internationaal belastingrecht
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel