Door de demissionaire status van het kabinet is het pakket aan belastingplannen voor 2022 zoals verwacht beleidsarm. Toch mag een eerste indruk ook dit jaar niet ontbreken. Terwijl het kabinet aangeeft dat het pakket voornamelijk uit kleine(re) wijzigingen bestaat die het belastingstelsel verbeteren, denkt Edwin Heithuis daar anders over: “Ik krijg letterlijk hoofdpijn als ik zie wat ervoor nodig is om het Sofina-arrest te implementeren in de VPB en de aanpassingen in de eigenwoningregels zijn ronduit migraine-bevorderend.” Daniël Smit van EY spreekt van weinig spectaculaire plannen met veel technische wijzigingen en hier en daar wat wettelijke moetjes.
Light-versie
Dat we geen beleidsmatige vergezichten treffen in de belastingplannen voor volgend jaar is met een demissionair kabinet logisch, zegt Smit. Naast hoofd bureau vaktechniek EY is hij bijzonder hoogleraar Belastingheffing digitale economie aan de Universiteit van Amsterdam. “De belastingplannen zijn een light-versie van wat we gewend zijn met enkele technische wijzigingen zoals een verplichte verrekenvolgorde van de buitenlandse winstbelasting van een CFC-lichaam (Controlled Foreign Company). Ook de codificatie van bestaand beleid, zoals een belastingvrijstelling voor bepaalde coronasteun waaronder de Subsidie vaste lasten en de partner-verduidelijkingen in de eigenwoningregeling, zijn technisch van aard. Een typisch moetje is de ATAD2-implementatie om de mismatch met omgekeerde hybride lichamen aan te pakken.”
Over reparaties en dralen
Waar Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan BDO, zich naast de hoofdpijnmaatregelen vooral aan stoort zijn de reparaties in de belastingplannen, de maatregelen die al eerder hadden kunnen worden voorgesteld en maatregelen die niet per se op 1 januari aanstaande in werking hoeven treden. “Maatregelen uit het belastingplan van vorig jaar, zoals de differentiatie in de overdrachtsbelasting, het overgangsrecht voor de Postcoderoosregeling en het verlaagd tarief in de energiebelasting voor walstroominstallaties worden in het belastingplan voor komend jaar alweer aangepast. Dat je nu al pleisters aan het plakken bent bij zulke recente wetgeving, zegt natuurlijk genoeg over de deugdelijkheid ervan.”
Met een maatregel die al eerder had kunnen worden voorgesteld, doelt Heithuis op de belastingplichtmaatregel voor omgekeerde hybride lichamen. “We wisten al veel langer dat dit onderdeel uit ATAD2 uiterlijk 1 januari 2022 moet zijn geïmplementeerd. Het wetsvoorstel had dus ook eerder dit jaar of, nog beter, vorig jaar al kunnen worden ingediend. Dan hadden we er een gedegen parlementaire behandeling van kunnen maken, in plaats van de nu gegeven drie maanden, naast de andere Belastingplanvoorstellen.”
Het is overigens wel een effectieve maatregel, vult Smit aan. “Het bekendste voorbeeld van een omgekeerde hybride lichaam is de cv/bv-structuur. Die was al ten dode opgeschreven en de nu voorgestelde belastingplichtmaatregel is de definitieve doodsteek.” Heithuis voegt daaraan toe dat dit wat hem betreft niet had gehoeven: “effectief is de cv/bv-structuur al sinds 2020 gerepareerd. Volkomen onnodig dus om de Wet VPB 1969, en ook de dividend- en bronbelasting, nu opnieuw met ingewikkelde maatregelen uit te breiden.”
Een jaartje uitstel
De aanpak van mismatches met verrekenprijsverschillen, waarvoor naast het pakket Belastingplan 2022 een apart wetsvoorstel is ingediend, noemt Heithuis een typische maatregel die nog wel even kan wachten. “Waarom dit nu met Prinsjesdag verschijnt en per se op 1 januari 2022 in moet gaan, is mij een raadsel. Al zolang als de Wet VPB bestaat, bestaat deze transferpricing-problematiek. Dus het aanpakken hiervan kan best een jaartje worden uitgesteld. Dan hebben we ruim de tijd om eens een keer gelijk een goede regeling tot stand te brengen. In plaats van eentje die vanwege de te korte parlementaire behandeling volgend jaar alweer moet worden aangepast. Het is immers nog best ingewikkeld hoe deze maatregel wetstechnisch wordt uitgewerkt. En hij grijpt diep in in het systeem.”
Moeite
Smit is het hier mee eens. Al eerder plaatste hij in een interview voor TaxLive vraagtekens bij de voorgestelde aanpak van verrekenprijsverschillen. “Waar ik moeite mee heb, is dat het kabinet met dit wetsvoorstel situaties van dubbele niet-heffing door verrekenprijsverschillen wil aanpakken, maar de keerzijde, de situaties van dubbele heffing, links laat liggen. Ook conceptueel heb ik moeite met dit wetsvoorstel, nu de wetgever hiermee de totaalwinstgedachte opzij schuift en dus een inbreuk maakt op het Nederlandse VPB-systeem. Je maakt van het toch al inconsistent systeem een nog meer onsamenhangend geheel.”
“Het wordt echt tijd dat we de Wet VPB gaan opknippen in een internationaal deel en een nationaal deel,” voegt Heithuis hieraan toe. “De wetsreparaties van de laatste jaren betroffen alleen maar internationale kwesties (CFC, ATAD2, en nu dan het zakelijkheidsbeginsel). Voor een nationaal opererende fiscalist is uit de Wet VPB werkelijk geen wijs meer te worden.”
Alhoewel de voorgestelde maatregel alleen ziet op onzakelijke transacties binnen internationale groepsondernemingen, werkt de wetgeving wel door naar allerlei andere bepalingen, zoals de deelnemingsvrijstelling. Met dat uitstralingseffect zal het Nederlandse bedrijfsleven rekening moeten houden, waarschuwt Smit. “En laten we ook vooral niet vergeten dat de bewijslast straks bij de belastingplichtige ligt.”
Verrassingen
Ondanks het beleidsarme pakket, blijven ook dit jaar verrassingen niet uit. Meest verrassend vindt Smit dat de bespaarde € 1,9 miljard doordat de dividendbelasting destijds onder grote politieke druk niet werd afgeschaft, definitief niet naar het bedrijfsleven gaat. “Dat was toen wel beloofd, maar een deel van het geld gaat nu naar onder andere de aanpak van criminaliteit en naar de sociale advocatuur. De € 1 miljard die overblijft ligt op de formatietafel. Daar valt politiek veel voor te zeggen, maar als het argument is dat bedrijven met de omvangrijke steunpakketten al voldoende geld hebben ontvangen, vind ik dat niet overtuigend om het bedrijfsleven die € 1,9 miljard structureel te ontzeggen. Dat geld was immers nooit beloofd als steunmaatregel. Aan de andere kant kun je het geld maar één keer uitgeven.”
Als we het over verrassingen hebben, staat voor Heithuis met stipt op één de in de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2022 aangekondigde reparatie voor de verrekening van houdsterverliezen. Aanleiding is het hierover in juni van dit jaar verschenen Hoge Raad-arrest. Door dit arrest kan een houdstervennootschap haar voorvoegingshoudsterverlies verrekenen met de winst van een direct bij oprichting in een fiscale eenheid gevoegde dochtermaatschappij. “Dat de wetgever deze reparatie van een voor hem ongunstige uitkomst met een nota van wijziging gaat toevoegen aan het Belastingplan 2022, zag ik niet aankomen,” zegt Heithuis. “Ik vind dit ook meteen de maatregel die niet door de beugel kan.”
Onterechte reparatie
“Met deze reparatie toont de wetgever zich een slecht verliezer,” vervolgt Heithuis. “De houdsterverliesregeling (oud artikel 20, lid 4, Wet VPB), die al geen sterke rechtvaardigingsgrond heeft, is gelukkig per 2019 afgeschaft en zit nu in het overgangsrecht in haar nadagen. En omdat vanaf 1 januari aanstaande de nieuwe verliesverrekeningsbeperking in de VPB ingaat, waardoor je, kort gezegd, altijd minimaal over de helft van je winst vennootschapsbelasting betaalt, zie ik geen enkele reden voor überhaupt het handhaven van artikel 20 lid 4, laat staan voor deze reparatie. Maar Financiën heeft om mij onduidelijke redenen altijd erg fundamenteel gedaan over deze regeling, dus in die zin past dit wel in het patroon.”
Hoe de wetgever het door het Hoge Raad-arrest ontstane housterverlieslek gaat dichten in een regeling die niet meer bestaat, zal Smit benieuwen. “Ik heb dit nog nooit eerder gezien: reparatie aan een fiscale regeling die niet meer van kracht is. Wetstechnisch wordt dat misschien nog wel een uitdaging.”
Niet door de beugel
Toch is het een andere reparatie in het Belastingplan 2022 die voor Smit niet door de beugel kan. Hij doelt op de voorgestelde verrekeningsbeperking van voorheffingen (dividendbelasting en kansspelbelasting) met de vennootschapsbelasting naar aanleiding van het Franse Sofina-arrest. In een eerder interview sprak Smit al van een draconische maatregel. “Los van het feit of er überhaupt een probleem is, kiest de wetgever wederom voor een omgekeerde aanpak die we ook al zagen bij de spoedreparatie fiscale eenheid: in plaats van een voordeel toe te kennen aan het buitenlandse bedrijfsleven is straks ook het binnenlandse bedrijfsleven slechter af. Het Sofina-arrestbesluit waarmee een buitenlandse portfoliobelegger onder voorwaarden om teruggaaf van ingehouden dividendbelasting kan verzoeken lost het mogelijke probleem afdoende op, maar dat wordt nu met één streep doorgehaald. Grote Nederlandse institutionele beleggers zoals verzekeringsmaatschappijen gaan de zure vruchten plukken van de nieuwe verrekening van dividendbelasting als voorheffing van de vennootschapsbelasting.”
Goed en slecht nieuws
Naast de nodige kritiek is er ook goed nieuws te melden, vindt Heithuis. “Mogelijk zou de geplande verlenging van de MKB-tariefschijf in de VPB naar € 395.000 in 2022 worden teruggetrokken, als dekking voor de uitgegeven coronasteun. Dat gebeurt niet. En ook de jubelton en de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet staan nog fier overeind. Dat is voor belastingplichtigen dan toch weer het voordeel van een trage kabinetsformatie.”
Tegenover goed nieuws staat ook slecht nieuws. Heithuis: “Helaas gaat de tariefafbouw met 3%-punt per jaar voor aftrekposten in de inkomstenbelasting gestaag door, waardoor deze posten in 2022 nog maar aftrekbaar zijn tegen een tarief van 40%. Daar is geen enkele rechtvaardiging voor te geven. En ook de verhoging van het ab-tarief naar 26,9% in 2021 wordt niet teruggedraaid. Een tariefdaling was terecht geweest, nu het hoge VPB-tarief is blijven steken op 25%.”
Lage verwachting
Een maatregel waar Heithuis weinig van verwacht is de voorgestelde aanpassing van de aandelenoptieregeling in de loonbelasting. “Het heffingsmoment bij uitoefening van een aandelenoptierecht wordt verlegd naar het moment dat de aandelen verhandelbaar zijn. Doel is het oplossen van liquiditeitsproblemen. Met een criterium als ‘verhandelbaarheid’ los je dat probleem natuurlijk niet op. Het feit dat je het aandeel kúnt verkopen, wil nog niet zeggen dat je het ook daadwerkelijk verkoopt. Het heffingsmoment sluit nu niet aan bij het cashmoment maar doet dat straks nog steeds niet.”
Stimuleren gezonde leefstijl
Tot slot is daar nog de ontbrekende maatregel. Smit: “De coronacrisis heeft het belang van een gezonde leefstijl onderstreept. Ik had het daarom niet gek gevonden als er een pakket fiscale maatregelen zou zijn voorgesteld dat een gezonde leefstijl stimuleert. Dat is wat mij betreft met stip de ontbrekende maatregel.”
Afschaffing verhuurderheffing
Dat de verhuurderheffing alleen maar omlaag gaat en niet wordt afgeschaft is voor Heithuis de ontbrekende maatregel. “De verhuurderheffing werkt contraproductief voor de woningmarkt. Iedere euro die woningcorporaties nu moeten betalen aan belasting is er één teveel. Dat geld is broodnodig voor woningbouw in de sociale huursector. Hopelijk trekt een meerderheid van de Tweede Kamer op tijd aan de bel en wordt de verhuurderheffing alsnog afgeschaft. Het is een van onze meest stupide belastingen.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Dossiers: Prinsjesdag 2021
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel