In het Belastingplan 2019 wordt voorgesteld de regeling voor het opleggen van een conserverende aanslag voor lijfrente en pensioen te beperken.

De wet voorziet in de mogelijkheid van het opleggen van een conserverende aanslag bij emigratie voor pensioenrechten en lijfrenteaanspraken. Vorig jaar heeft de Hoge Raad aangegeven dat het opleggen van een conserverende aanslag in bepaalde situaties in strijd is met de door Nederland gesloten belastingverdragen.

In het wetsvoorstel Belastingplan 2019 is daarom voorgesteld om de regeling van het opleggen van een conserverende aanslag te beperken. Als in het belastingverdrag een exclusieve woonstaatheffing overeen is gekomen, dan is een conserverende aanslag niet mogelijk voor zover:

  • de lijfrentepremie is voldaan vóór 1 januari 1992, of in de periode van 1 januari 2001 tot en met 15 juli 2009;
  • de pensioenaanspraken en -bijdragen betrekking hebben op de periode tot en met 15 juli 2009.

Belang voor de praktijk

De aanleiding voor deze wetswijziging is de uitspraak van de Hoge Raad van 14 juli 2017 (lees het bericht Conserverende aanslag bij emigratie voor de gevolgen van dit arrest). De Hoge Raad geeft aan dat er bij het opleggen van de conserverende aanslag een onderscheid moet worden gemaakt tussen lijfrenten en pensioen. Daarnaast is het van belang wanneer de uitgaven zijn gedaan (lijfrenten), respectievelijk de aanspraken en bijdragen niet tot het loon zijn gerekend (pensioen). De uitkomsten van het arrest worden nu in de wet opgenomen. In het volgende overzicht is dit samengevat.

Mag de Belastingdienst de uitgave of bijdrage in de conserverende aanslag opnemen?
Tijdstip ontstaan aanspraak Lijfrente Pensioen
Vóór 1992 Nee Nee
Vanaf 1992 tot 2001 Ja Nee
Vanaf 2001 tot en met 15 juli 2009 Nee Nee
Vanaf 16 juli 2009 Ja Ja

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2018

1

Gerelateerde artikelen