Naar aanleiding van de recent gehouden internetconsultatie heeft het ministerie van Financiën verbeteringen aangebracht in het voorstel voor het nieuwe stelsel box 3. Zo wordt onder meer het forfait voor de eerste woning geschrapt. Dat laat staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) aan de Tweede Kamer weten.
Het departement meldt verder dat de Belastingdienst op dit moment bezig is met de uitvoeringstoets. Met de uitkomsten van de internetconsultatie en de uitvoeringstoets kan een nieuw kabinet een snelle start maken met de verdere vormgeving en het invoeren van een nieuw stelsel, met als beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2027.
Het demissionaire kabinet is in september 2023 gestart met de internetconsultatie voor het nieuwe stelsel box 3. In totaal zijn er 1.737 reacties binnengekomen. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met diverse belangenorganisaties. Wachten met de internetconsultatie tot een nieuw kabinet zou het vrijwel onmogelijk maken om een nieuw stelsel op 1 januari 2027 in werking te laten treden. Naar aanleiding van de reacties en de gevoerde gesprekken zijn er verbeteringen aangebracht op het geconsulteerde voorstel.
Eerste woning box 3
Zo is de afwijkende behandeling van de eerste woning in box 3 (feitelijk de tweede woning, de eerste eigen woning die permanent wordt gebruikt valt in box 1), die bestemd is voor eigen gebruik, geschrapt. In plaats daarvan valt deze woning in box 3 ook onder de vermogenswinstbelasting net als alle andere onroerende zaken in box 3. Dit is gedaan om het stelsel eenvoudiger te maken. Het laten vervallen van het forfait maakt het systeem volgens het ministerie beter uitlegbaar.
Verliesverrekening
Daarnaast is besloten om verliesverrekening met jaren in het verleden te schrappen. Hiermee was het mogelijk om verliezen met het voorgaande jaar mogelijk te maken. De kosten hiervoor zijn hoog, zegt het ministerie, terwijl het "ook nog eens erg complex is om uit te voeren". Om dit mogelijk te maken zal de Belastingdienst aanslagen van oude jaren moeten aanpassen. De onbeperkte verliesverrekening in toekomstige jaren blijft mogelijk.
Waarde onroerend goed
Voor onroerende zaken en aandelen in een familiebedrijf of startende onderneming moest nog worden vastgesteld hoe de waarde van deze bezittingen wordt bepaald, als ze al in bezit zijn van belastingplichtigen op het moment dat het nieuwe stelsel wordt ingevoerd. Hierover is besloten om de waarde in het economische verkeer aan het begin van 2027 te hanteren. Voor woningen in box 3 gaat het om de WOZ-waarde aan het begin van 2027.
Genotsrechten
Daarnaast werd opgemerkt dat bij de behandeling van genotsrechten, zoals toekomstige rente of dividend, het risico ontstaat op oneigenlijk gebruik. Om dit te voorkomen is de behandeling van genotsrechten aangepast. De prijs voor het kopen van het genotsrecht is niet langer meer in één keer aftrekbaar in het jaar van het vestigen van het genotsrecht, maar wordt op praktische wijze in gedeelten in aftrek gebracht in de jaren waarin het genotsrecht bestaat.
Koerswinsten en -verliezen
Ook is besloten om - in tegenstelling tot het geconsulteerde voorstel - wel de koerswinsten of koersverliezen van banktegoeden in vreemde valuta te belasten, zoals een bankrekening in Amerikaanse dollars. Hiermee wordt het resultaat van deze banktegoeden volgens het ministerie zuiverder bepaald. Dit zal wel zorgen voor een grotere administratieve last voor belastingplichtigen met buitenlandse betaalrekeningen in vreemde valuta. Het ministerie verwacht dat dit een relatief kleine groep is.
Planning
De verbeteringen zijn aangebracht om te kunnen starten met de uitvoeringstoets. Het is aan de nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet om te besluiten over de definitieve vormgeving van een nieuw box 3-stelsel. Om 1 januari 2027 te halen, moet het wetsvoorstel in de zomer van 2024 aangeboden worden aan de Tweede Kamer.
Zie de volledige reactie van staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) op de website van de Rijksoverheid.
Tot slot maakt Van Rij de definitieve rendementspercentages voor 2023 bekend: 0,92% voor banktegoeden, 6,17% voor overige bezittingen en 2,46% voor schulden.
Bron: Ministerie van Financiën