Rechtbank Noord-Holland verklaart een beroep ongegrond van iemand die vijf procent minder inkomstenbelasting wil betalen omdat de staat dat deel zou besteden aan subsidiëring van fossiele brandstoffen. De verplichting om belasting te betalen kan niet afhankelijk zijn van het doel waarvoor de overheid de belasting gebruikt.
De eiser in deze rechtszaak wilde niet via de inkomstenbelasting bijdragen aan de subsidiëring van winning, productie, stimulering en gebruik van fossiele brandstoffen. Het stimuleren van het gebruik van fossiele brandstoffen leidt volgens de eiser tot levensbedreigende klimaat- en milieuproblemen. Het zou in strijd zijn met het recht om te leven, het recht op een privé- en gezinsleven en het eigendomsrecht, die worden beschermd in het Europese mensenrechtenverdrag.
De Belastingdienst zegt dat de aanslag niet verminderd kan worden omdat de eiser het niet eens is met de besteding van het belastinggeld. Daartoe biedt de wet geen mogelijkheden en de Belastingdienst is alleen de uitvoerder van de wet.
In eerdere uitspraken van de Hoge Raad is bepaald dat bezwaren van belastingplichtigen tegen de besteding van overheidsgelden voor defensie of militaire doeleinden niet konden leiden tot een vermindering van de belastingaanslag. Het is volgens deze uitspraken niet aan een belastingplichtige om te bepalen voor welke overheidsuitgaven diegene wél of geen belasting zal betalen.
In lijn met deze uitspraken vindt de rechtbank dat de verplichting om belasting te betalen niet (gedeeltelijk) afhankelijk gesteld kan worden van het doel waarvoor de overheid de belasting gebruikt. Dat de eiser zijn overtuiging baseert op verschillende (wetenschappelijke) rapporten over klimaatverandering verandert daar niets aan.
De rechtbank vindt ook een beroep op het Europese mensenrechtenverdrag geen reden om minder belasting te betalen. De rechten in dat verdrag houden niet in dat belastingplichtigen mogen weigeren om belasting te betalen, ook niet op basis van de gewetensbezwaren tegen subsidiëring van fossiele brandstoffen die de eiser aanvoert.
De uitspraak heeft nummer ECLI:NL:RBNHO:2024:13173.
Bron: Rechtbank Noord-Holland
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Inkomstenbelasting