Een startende ondernemer die in mei 2020 een restaurant was begonnen, had toch toegang moeten krijgen tot loonkostensubsidie tijdens de coronacrisis. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep, een van de hoogste bestuursrechters in ons land, bepaald. De CRvB erkent dat subsidieregelingen snel tot stand moesten komen, maar naarmate de pandemie voortduurde had er meer oog moeten zijn voor de "nadelige financiële gevolgen" voor starters.
Omdat de onderneming nog geen omzet had gedraaid voor de pandemie, die begin dat jaar uitbrak, kon er geen subsidie worden berekend. De ondernemer had echter wel personeel in dienst genomen en het was volgens de bestuursrechter duidelijk dat hij "ernstig werd getroffen" door de coronamaatregelen.
De CRvB erkent dat het kabinet snel met een noodregeling moest komen waarmee het UWV de grote hoeveelheid aanvragen kon behandelen. Te veel uitzonderingen op die regeling zouden de uitvoering alleen maar bemoeilijken. "Dat startende ondernemers buiten de boot vielen, werd bij het begin van de pandemie door de minister bewust voor lief genomen", stelt de CRvB vast.
Centraal in deze zaak (ECLI:NL:CRVB:2024:1192) staat de derde aanvraagperiode van de NOW-regeling voor de maanden oktober tot en met december. Die regeling werd in september in het leven geroepen toen er volgens de CRvB geen sprake meer was van een "acute noodsituatie", maar de crisis hield wel aan, met grote financiële gevolgen voor ondernemers. De gevolgen voor starters hadden na verloop van tijd zwaarder moeten wegen dan de uitvoerbaarheid van de regeling, maar dat gebeurde niet, oordeelt de raad.
De CRvB geeft het UWV nu de opdracht om opnieuw een besluit te nemen over de door de ondernemer aangevraagde loonkostensubsidie. Daarbij mag de uitvoeringsinstantie de startdatum niet meer meewegen. De bestuursrechter geeft het UWV mee dat gekeken kan worden naar de omzet uit het derde kwartaal om op deze manier de NOW voor de periode daarna te berekenen.
Bron: CRvB