Naar aanleiding van een Wob-verzoek heeft staatssecretaris Snel van Financiën stukken openbaar gemaakt over de zogenoemde doeleis voor onroerendezaakrechtspersonen in de overdrachtsbelasting. Het betreft enkele onderdelen uit verslagen van het landelijk fiscaaltechnisch overleg Overdrachtsbelasting en antwoorden van deze kennisgroep.
In de stukken is bijvoorbeeld te lezen dat voor de doeleis de feitelijke omstandigheden doorslaggevend zijn, niet wat in de jaarstukken staat. In een verslag van 30 oktober 2009 is een conclusie opgenomen dat ook een bv die 'slechts' als bewaarder fungeert voldoet aan de doel- en exploitatie-eis. In oudere antwoorden is ook te lezen dat een bv die uitsluitend juridische titels van onroerende zaken verwerft, houdt en vervreemdt voldoet aan de doeleis van artikel 4 WBR.
Overdrachtsbelasting kan ook verschuldigd zijn over de verkrijging van aandelen in een rechtspersoon waarvan de bezittingen voor het grootste deel uit onroerende zaken bestaan (onroerendezaakrechtspersoon: OZR). De aandelen worden bij fictie gelijkgesteld met onroerende zaken.
Er is pas sprake van een OZR als is voldaan aan de bezitseis en doeleis genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a WBR. Aan de bezitseis is voldaan als meer dan 50% (grotendeels) van de totale bezittingen van de rechtspersoon bestaan uit onroerende zaken en ten minste 30% van de totale bezittingen bestaat uit in Nederland gelegen onroerende zaken.
De doeleis bepaalt dat de onroerende zaken van de rechtspersoon als geheel genomen, geheel of voor ten minste 70% (hoofdzakelijk) dienstbaar zijn aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van de onroerende zaken.
Lees ook het thema Onroerendezaakrechtspersonen in de overdrachtsbelasting.
Bron: Fiscaal+
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer