Een zoon erft van zijn biologische vader een half miljoen euro en zou normaliter een vrijstelling krijgen en over dat wat boven de vrijstelling uitkomt het lage tarief in de erfbelasting betalen. De belastingrechter beslist echter anders en stopt de erfenis in het dure derdentarief omdat 'bloedverwantschap' niet de enige eis is die aan een familierechtelijke betrekking wordt gesteld.
In het jurisprudentieblad Belastingadvies in de Praktijk schrijft successierecht-specialist Rogier Pak over deze zaak.
De casus verloopt als volgt. De erflater, de biologische vader, benoemt de zoon in zijn testament tot mede-erfgenaam en laat hem een geldbedrag na van € 503.932. De zoon is niet door hem erkend maar wordt op vijfjarige leeftijd wel erkend door de stiefvader, de echtgenoot van zijn moeder.
De inspecteur legt de aanslag erfbelasting naar het derdentarief op en past de vrijstelling voor overige verkrijgers toe. In geschil is of de zoon recht heeft op toepassing van tariefgroep I en de vrijstelling voor kinderen. De zoon beroept zich op het feit dat erflater zijn biologische vader is.
De AWR knoopt voor het begrip 'kind' aan bij bloedverwantschap. De erkenning heeft de biologische band met erflater niet verbroken. De zoon doet hierbij tevens een beroep op art. 8 EVRM: er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen de juridische vader en de biologische vader, die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat.
De inspecteur wijst op het feit dat de Successiewet aansluit bij het civiele recht; hieruit volgt dat de juridische term bloedverwant niet gelijkstaat aan feitelijke verwantschap zoals de zoon betoogt.
Familierechtelijke betrekking
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de fiscale wetgeving geen afwijkende definitie heeft van het begrip bloedverwant, het civiele recht is hierdoor leidend. Hoewel het Burgerlijk Wetboek geen definitie geeft van dit begrip volgt uit het systeem van de wet dat het duidt op de formele familierechtelijke betrekking tussen personen.
Op grond van art. 1:199 BW is de vader van een kind de man die het kind heeft erkend. Hieruit volgt dat de zoon – ondanks de bloedverwantschap met de erflater – juridisch geen kind van de erflater is. Art. 8 EVRM geeft de zoon geen recht om in de kwaliteit van het kind te erven. Het geeft de zoon dan ook geen recht om in de kwaliteit van kind belast te worden voor de toepassing van de Successiewet. Het gelijk is aan de inspecteur.
'Fiscaal kind'
Rogier Pak stelt in zijn commentaar op deze casus vast dat de gevolgen van het wel of niet als ‘fiscaal kind’ kwalificeren, groot zijn. De zoon erft namelijk circa € 500.000 uit de nalatenschap van zijn biologische vader. Bij toepassing van tariefgroep I betaalt hij hier – na aftrek van de vrijstelling van afgerond € 20.000 – circa € 84.000 erfbelasting over (tarief 10%-20%). Wanneer de zoon niet als kind maar als derde wordt aangemerkt, bedraagt de belasting maar liefst circa € 187.000 (tarief 30%-40%).
Pak: "Hoewel de uitkomst vanuit juridisch oogpunt wellicht te verklaren valt, is deze toch enigszins onbevredigend. Het staat immers vast dat erflater de biologische vader van de zoon is. Daarnaast worden stief- en pleegkinderen in de Successiewet onder bepaalde voorwaarden wel gelijkgesteld aan een kind, zodat zij kunnen ‘profiteren’ van het lage tarief. Sla artikel 19 er maar op na."
In de Successiewet wordt het begrip kind niet gedefinieerd. Daarom moet voor dit begrip worden aangesloten bij de definitie van art. 2 lid 3 onder i AWR. Hierin is bepaald dat onder een kind wordt verstaan: een eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de neergaande lijn. Pak hierover: "In de literatuur bestaat verschil van mening over de wijze waarop dit fiscale begrip bloedverwant moet worden uitgelegd. De rechtbank oordeelt dat het hier gaat om een bloedverwant in civielrechtelijke zin, omdat de fiscale wetgeving geen eigen definitie kent."
Familierechtelijke betrekking
Op grond van art. 1:197 BW staan een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar. Afgezien van een geboorte binnen of na een huwelijk of geregistreerd partnerschap, is op grond van art. 1:199 BW de vader van een kind:
- de man die het kind heeft erkend,
- wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld of
- die het kind heeft geadopteerd.
Nu vaststaat dat de erflater ten tijde van de geboorte van de zoon niet:
- met de moeder van hem was gehuwd,
- de erflater de zoon niet heeft erkend,
- het vaderschap van de erflater niet gerechtelijk is vastgesteld en
- de erflater de zoon niet heeft geadopteerd,
heeft dit tot gevolg dat de zoon juridisch gezien niet als kind van de erflater kan worden aangemerkt.
Dit betekent dat er geen familierechtelijke betrekking bestaat tussen de erflater en de zoon, ook al is er biologische verwantschap tussen hen beiden.
Erkenning
De successierecht-specialist wijst in zijn commentaar op een eerdere uitspraak van Rechtbank Breda uit 2008. "De zoon heeft een beroep gedaan op deze uitspraak maar dat brengt hier geen verandering in. In die procedure werd de erfgenaam, een dochter, alsnog de mogelijkheid geboden om vast te laten stellen dat de erflater haar biologische vader was. Daar was echter geen sprake van een andere juridische vader (door erkenning) zoals bij de zoon het geval is."
----------------------------------------
Belasting Advies in de Praktijk publiceert actuele fiscale jurisprudentie en beleid die zijn voorzien van praktische adviezen en tips. Het is een tweewekelijks blad gericht op de MKB-adviseur. Kijk op een speciale pagina op TaxLive voor de actuele inhoudsopgave van het tijdschrift.
Ga naar de shop van Wolters Kluwer voor een abonnement op dit vakblad.
Bron: Redactie TaxLive
Informatiesoort: Nieuws, Navigatornieuws
Rubriek: Schenk- en erfbelasting, Huwelijksvermogensrecht, Civiel recht algemeen
Carrousel: Carrousel