EY blog van Ben Kiekebeld: Nederland heeft op dit moment een mooie set aan fiscale R&D faciliteiten. We hebben de innovatiebox waarbij voordelen uit innovaties in de vennootschapsbelasting laag worden belast door een deel van dat inkomen vrij te stellen.
Deze faciliteit is per 1 januari 2017 aangepast aan de internationale afspraken die binnen Europa en de OESO zijn gemaakt met betrekking tot dergelijke regimes. Daarnaast hebben we de WBSO waarbij een subsidie wordt gegeven op R&D kosten in de vorm van een afdrachtvermindering op de loonheffing. Hiermee zouden we dus de komende jaren door kunnen gaan. Je zou zeggen: er is geen vuiltje aan de lucht.
 
Toch is er een relatief nieuwe ontwikkeling die me zorgen baart. Binnen Europa wordt verder gesproken over de harmonisering van de fiscale winst voor de vennootschapsbelasting.

CCTB en CCCTB

Eerst alleen de fiscale winst binnen een lidstaat zonder grensoverschrijdende consolidatie. Dit wordt de Common Corporate Tax Base genoemd (CCTB).
 
In een later stadium zou er één grensoverschrijdende geconsolideerde fiscale winst voor Europa moeten komen, waarna de fiscale winst via een sleutel wordt verdeeld over de lidstaten. Dit is de Consolidated Common Corporate Tax Base (CCCTB).
 
Er zijn op dit moment Europese richtlijnen voorgesteld voor de invoering van de CCTB per 1 januari 2019 en voor de invoering van de CCCTB per 1 januari 2021. Deze richtlijnen zouden verplicht zijn voor de grote ondernemingen (vanaf EUR 750 miljoen omzet) en optioneel voor de overige bedrijven.

Gele kaart

Zoals ook blijkt uit de brief van de regering van 18 november 2016 is de huidige Nederlandse regering geen voorstander van de richtlijnen. De Eerste Kamer en Tweede Kamer hebben ook een zogenaamde ‘gele kaart' getrokken om aan te geven dat zij een dergelijke richtlijn ongewenst vinden.
 
Er zijn binnen Europa echter niet voldoende gele kaarten getrokken om het proces te stoppen. Europa gaat intussen dus gewoon door met het onderhandelen over deze richtlijnen.

Innovatiebox

Waar tot nu toe relatief weinig aandacht voor is geweest, is dat binnen de geharmoniseerde grondslag geen ruimte lijkt te zijn voor de innovatiebox. Door de innovatiebox wordt een deel van het inkomen vrijgesteld en als lidstaat mag je niet afwijken van de voorgeschreven grondslag.
 
Betoogd kan worden dat Nederland dan nog steeds een vorm van innovatiebox kan invoeren door een apart tarief te hanteren voor dit inkomen. Het tarief wordt namelijk niet geharmoniseerd. De Europese Commissie heeft informeel echter al aangegeven dat zij dat niet in lijn met de geest van de Richtlijn zou vinden.
 
Op grond van de concept richtlijnen bestaat wel de mogelijkheid voor een extra aftrek van 25% tot 100% van de R&D kosten. Deze faciliteit doet erg denken aan de oude R&D aftrek (RDA) waar we in 2016 bewust afscheid van hebben genomen.
 
Op dit moment kennen wij immers de WBSO voor de R&D kosten als afdrachtvermindering voor de loonheffing. De loonheffing valt niet onder de concept richtlijnen maar de vraag komt uiteraard op hoe deze twee faciliteiten zich tot elkaar zullen gaan verhouden.
 
Blijven deze dan naast elkaar bestaan? In theorie zou dat kunnen, maar echt logisch lijkt het niet. De huidige WBSO ziet zowel op loonkosten als op de overige kosten. De extra aftrek binnen de (C)CCTB ziet ook op zowel de loonkosten als op de overige kosten. Dezelfde kosten zouden dan dubbel gesubsidieerd worden.
 
In het verleden hadden we de WBSO en de RDA naast elkaar maar die zagen op verschillende soorten kosten. Moeten we dan ook voor de R&D faciliteiten een onderscheid gaan maken tussen de bedrijven die wel of niet onder de (C)CCTB vallen?
 
Dat lijkt mij niet gewenst. Dan moet de overheid twee verschillende systemen hanteren en krijg je een ongelijkheid tussen bedrijven. Dit maakt de regelgeving nog complexer. Uiteraard brengt een (C)CCTB dit per definitie met zich mee en is dit ook één van de redenen voor de weerstand tegen de (C)CCTB.
 
Dat heeft naar mijn mening ook tot gevolg dat je per specifiek onderdeel moet kijken of dat wel of niet binnen de (C)CCTB zou moeten vallen of dat je de lidstaten vrij laat. Het Europese subsidiariteitsbeginsel brengt immers met zich mee dat je alleen op Europees niveau moet regelen wat niet beter op landelijk niveau kan.
 
Mijn grootste zorg is dat we met de mogelijke komst van de (C)CCTB ten aanzien van de R&D faciliteiten in een keurslijf worden gedwongen dat mogelijk niet goed past binnen de doelstellingen die Nederland heeft met haar faciliteiten voor R&D. Nederland kan geen eigen accenten leggen op de vraag welke kosten worden gesubsidieerd en wat als innovatief wordt gezien.
 
Zie in dit verband bijvoorbeeld de keuzes die Nederland recent heeft gemaakt bij het aanscherpen van de definitie van software binnen de WBSO. De (C)CCTB kan door Nederland niet meer eenzijdig worden aangepast waardoor Nederland niet meer snel kan reageren op ontwikkelingen op dit gebied.
 
Uit de recente EY 2017 Global Tax Policy Outlook volgt dat veel landen zullen inzetten op fiscale R&D faciliteiten om wat betreft het fiscale vestigingsklimaat onderscheidend te zijn. Ben Kiekebeld vraagt zich af of de lidstaten binnen de EU zich voldoende realiseren dat met de komst van de (C)CCTB deze route mogelijk is afgesneden.
 
Ben Kiekebeld hoopt dat ook een nieuw kabinet het belang van een eigen fiscale R&D politiek zal inzien. En het zou goed zijn als deze boodschap ook in Brussel doordringt.
 
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

0

Gerelateerde artikelen