De Hoge Raad heeft recentelijk beslist dat de opbrengst van een beursgang tot het beginvermogen behoort van een uit de fiscale eenheid ontvoegde dochtermaatschappij. Deze beslissing is onder meer relevant voor wettelijke regelingen waarbij het eigen vermogen van een vennootschap een rol speelt, zoals de per 1 januari 2013 afgeschafte thincapregeling.
In onderhavige zaak heeft een moedermaatschappij met het oog op een beursnotering een dochtermaatschappij opgericht. De dochtermaatschappij wordt bij haar oprichting direct gevoegd in een fiscale eenheid.
 
Door de emissie van aandelen door de dochtermaatschappij vindt echter weer een ontvoeging van die dochtermaatschappij uit de fiscale eenheid plaats, omdat niet meer aan de bezitsvereiste voor de fiscale eenheid wordt voldaan.
 
De opbrengst van de beursgang van de dochtermaatschappij bedraagt bijna € 65 miljoen. Hierdoor neemt het eigen vermogen van de dochtermaatschappij toe. De dochtermaatschappij gaat er vanuit dat de ontvoeging uit de fiscale eenheid plaatsvindt vóór de emissie. De dochtermaatschappij moet dan weer als zelfstandig belastingplichtige worden gezien met als gevolg dat de emissieopbrengst deel uitmaakt van het beginvermogen van de dochtermaatschappij. Dit leidt er toe dat de rente bij haar vanwege de aanwezigheid van voldoende eigen vermogen niet door de oude thincapregeling in aftrek wordt beperkt. De inspecteur is het niet met de stelling van de dochtermaatschappij eens.
 
De rechtbank, het hof en de Advocaat-Generaal geven de dochtermaatschappij gelijk en zijn van mening dat de opbrengst van de beursgang tot het beginvermogen van de dochtermaatschappij moet worden gerekend. Ook de Hoge Raad bevestigt deze uitspraak en oordeelt dat de opbrengst van de beursgang ter zake van de nieuw uitgegeven aandelen moet worden begrepen in het eigen vermogen van de door de dochtermaatschappij opgemaakte vermogensopstelling.
 
 

Bron: EY

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting

0

Gerelateerde artikelen