De inwerkingtreding van de regeling ‘bedrag ineens’ wordt verschoven naar 1 januari 2024. Verder gaat de regeling ook gelden voor lijfrenteaanspraken in eigen beheer. Zijn er nog andere consequenties?

Op 18 januari heeft minister Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen drie stukken gepubliceerd die verband houden met de Wet herziening bedrag ineens (Kamerstuk 36154):

  1. Nota naar aanleiding van het verslag: Hierin zijn vragen die vanuit de Tweede Kamer zijn gesteld, beantwoord. Het is voornamelijk een herhaling van zetten. De nota levert geen noemenswaardige nieuwe inzichten op, behalve dan het uitstel van de inwerkingtreding van de regeling naar 1 januari 2024. Zie ook de hierna genoemde beslisnota.
  2. Nota van wijziging: Gewijzigd wordt dat de regeling ‘bedrag ineens’ ook gaat gelden voor lijfrenten in eigen beheer.
  3. Beslisnota: De regering erkent dat er uitstralingseffecten zijn voor inkomensafhankelijke regelingen bij opname van een bedrag ineens bij pensioen- of lijfrente-ingang. Maar er wordt geen wettelijke oplossing geboden. Alle hoop is gevestigd op informatieverstrekking en keuzebegeleiding. De inwerkintreding van de regeling wordt uitgesteld naar 1 januari 2024.

Belang voor de praktijk

Uit de beslisnota en de nota naar aanleiding van het verslag blijkt dat Nibud bezig is met de ontwikkeling van een online tool die werkenden inzicht geeft in keuzes rondom het moment van pensionering. De regeling ‘bedrag ineens’ maakt daar een onderdeel van uit. Een goedwerkende tool op dit punt is bepaald geen sinecure. Hieronder staan de tien belangrijkste punten waar de keuze voor een ‘bedrag ineens’ gevolgen voor kan hebben:

  1. Toeslagen
  2. Heffingskortingen (algemene heffingskorting en ouderenkorting)
  3. AOW-premie (in jaar waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt)
  4. Bijdrage Zorgverzekeringswet
  5. Tarief inkomstenbelasting
  6. Progressienadeel inkomstenbelasting (= bedrag ineens zwaarder belast dan reguliere pensioentermijnen belast zouden worden)
  7. Socialezekerheidsuitkeringen (bijstandsuitkeringen (Participatiewet) en IOAW-, IOW-, IOAZ- en TW-uitkeringen)
  8. Box 3-heffing
  9. Kwijtschelding gemeentelijke heffingen en kwijtschelding waterschapsbelasting
  10. Regeling gesubsidieerde rechtsbijstand

Het uitstel van de inwerkingtreding van de regeling ‘bedrag ineens’ betekent dat de groep mensen die tussen 1 juli 2023 en 1 januari 2024 met pensioen gaat, geen gebruik kan maken van de regeling.

Van de nota van wijziging gaat de suggestie uit dat in eigen beheer ook bancaire lijfrenten kunnen voorkomen (art. 3.126a Wet IB 2001). Dat is onjuist. Alle lijfrenten in eigen beheer volgen het regime van verzekerde lijfrenten (art. 3.125 Wet IB 2001). Voor de goede orde is het belangrijk te weten dat ‘bedrag ineens’ niet geldt voor de oudedagsverplichting (ODV). Maar als de ODV door afstorting wordt omgezet in een uitkerende lijfrentevoorziening geldt voor die lijfrente de regeling wél.

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen, Inkomstenbelasting, Loonbelasting

88

Gerelateerde artikelen