"Er bestaan objectieve rechtvaardigingen voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting. Van een (disproportionele) ongelijke behandeling is geen sprake. Wij komen tot de conclusie dat er goede gronden zijn voor geheel of gedeeltelijke instandhouding van de regeling".

Deze stevige woorden komen van de fiscalisten Jan Nieuwenhuizen en Luc Kuivenhoven. Zij verdedigen de zwaar bekritiseerde BOR in een uitgebreid en goed onderbouwd artikel in Weekblad fiscaal recht. In de fiscale literatuur staat de BOR al jaren ter discussie. Deze discussie ging niet voorbij aan het Financieele Dagblad dat onlangs nog aandacht besteedde aan het onderwerp waarin de bezwaren tegen de BOR de boventoon voerden.

De kritiek komt erop neer dat de regeling een disproportionele vrijstelling en een fiscaal privilege is en in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Ondernemers zouden een deel van hun vermogen nagenoeg onbelast kunnen overdragen door schenking of vererving, terwijl anderen 'gewoon' belasting moeten betalen over de vermogensoverdracht. Ook zou er geen onderzoek zijn naar de noodzaak voor een dergelijke vrijstelling.

De auteurs, beiden verbonden aan PwC, stellen dat er wel degelijk een objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor het gemaakte onderscheid. Zij maken een analyse van de bestaande onderzoeken naar de BOR waaruit blijkt dat in 30-68% van de gevallen de vrijstelling een belangrijke factor is om de continuïteit van een onderneming bij vererving of schenking te waarborgen. Een onderzoek uit 2015 toont aan dat de continuïteit van 46% van de familiebedrijven op de langere termijn wordt bedreigd als de BOR in de schenk- en erfbelasting zou worden afgeschaft.

In de discussie rond de veronderstelde ongelijkheid in de vermogensoverdracht bestrijden Nieuwenhuizen en Kuivenhoven de aanname dat een verkrijging van een onderneming gelijk kan worden gesteld aan een verkrijging van bijvoorbeeld contanten met eenzelfde waarde: 

"Als een aandeel in een (familie)bedrijf wordt gereduceerd tot een waardepapier dat op ieder gewenst moment te gelde kan worden gemaakt, wordt voorbijgegaan aan het feit dat bij de overdracht van een familiebedrijf sprake is van een overdracht van iets wat van generatie tot generatie wordt opgebouwd en ontwikkeld door de familie, met inbegrip van bijbehorende waarden, tradities en knowhow.

Daar komt nog bij dat familiebedrijven in onze ervaring zeer behouden dividend uitkeren en met name zijn gericht op de voortzetting ten behoeve van de volgende generatie. De verkrijging van ondernemingsvermogen kan dus niet zonder meer worden aangemerkt als een draagkrachtvermeerdering in de zin van een toename van de bestedingscapaciteit. Zolang de verkrijger de in de onderneming besloten liggende waarde niet realiseert ('verzilvert'), zou heffing naar draagkracht niet aan de orde moeten zijn."

Aan het eind van hun artikel beschrijven de fiscalisten welke elementen een evenwichtige BOR zouden moeten bevatten als bijdrage aan een beter belastingstelsel.

Het artikel staat integraal in de Navigator van Wolters Kluwer (login vereist). Lees ook het thema over de De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

45

Gerelateerde artikelen