De NOB vindt het een goede zaak dat in de toekomst de kleineondernemersregeling ook in andere EU-lidstaten dan de EU-lidstaat van vestiging kan worden toegepast.
Ook is het volgens de Orde toe te juichen dat de periode is verkort dat een ondernemer bij overschrijding van de drempel of na een expliciete keuze de reguliere btw-regels verplicht moet toepassen of de vrijstelling verplicht moet toepassen. Dit brengt de ondernemers de nodige flexibiliteit. Dit schrijft de Orde in haar reactie op de internetconsultatie Wet implementatie richtlijn kleineondernemersregeling.
De Orde stelt ook een aantal kritische vragen. Zo staat in de concept memorie van toelichting vermeld dat het op dit moment nog niet vaststaat of een vaste inrichting als zodanig voor de toepassing van de kleineondernemersregeling kwalificeert als een ondernemer die is gevestigd in de lidstaat waar de vaste inrichting zich bevindt. Daarover vindt nog overleg plaats in Europees verband. De Orde benadrukt dat het van belang is dat er tijdig duidelijkheid komt over hoe moet worden omgegaan met de situatie waarin sprake is van een vaste inrichting.
Verder staat in de concept memorie van toelichting vermeld dat een ondernemer die in Nederland de nieuwe kleineondernemersregeling, maar in andere lidstaten de algemene btw-regels toepast, geen recht heeft op aftrek van btw in Nederland, ook niet voor de voorbelasting die verband houdt met de belaste handelingen in het buitenland. De NOB wil graag een nadere toelichting in de definitieve Memorie van Toelichting over waarom de bewindsman meent dat in deze situatie geen recht op aftrek bestaat.
Lees ook het thema BTW kleineondernemersregeling vanaf 2020.
Bron: NOB
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting