Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat de inhoud van een vaststellingsovereenkomst leidend is bij afspraken tussen u als belastingplichtige en de Belastingdienst. Grant Thornton adviseert daarom om bij het sluiten van een dergelijke vaststellingsovereenkomst, de inhoud en reikwijdte van de gemaakte afspraken nauwkeurig te beoordelen.

Discussie voorkomen

Bij het vaststellen van uw belastingaanslag kunt u in discussie komen met de Belastingdienst. In sommige gevallen wordt dan een compromis gesloten tussen u en de Belastingdienst om zo verdere discussie of beroep bij de rechter te voorkomen. Een dergelijk compromis wordt meestal schriftelijk vastgelegd in een zogenaamde vaststellingsovereenkomst. Rechtbank Noord-Holland oordeelde dat de inhoud van de vaststellingsovereenkomst vervolgens bepalend is voor de fiscale gevolgen. 

Casus

De casus waarin de Rechtbank oordeelde betrof een discussie over de hoogte van de rekeningcourantschuld van een dga aan zijn BV waarbij de schuld jaarlijks opliep. De dga bezat weinig privévermogen zodat hij geen zekerheid voor zijn schuld kon bieden aan de BV. Ook werd geen rente berekend over de rekeningcourantschuld. De Belastingdienst vond de rekeningcourantschuld onder deze voorwaarden te hoog en overwoog een dividenduitkering door de BV aan de dga. In een vaststellingsovereenkomst kwamen de dga en de Belastingdienst overeen dat het maximum van de rekeningcourantschuld 300.000 euro zou zijn. Als de schuld in de toekomst zou oplopen boven dit bedrag, wordt het meerdere als dividenduitkering in de aanslag inkomstenbelasting van de dga betrokken. 
 
Eind 2009 was de schuld van de dga aan zijn BV opgelopen tot 385.000 euro. De Belastingdienst verwerkte in de aanslag inkomstenbelasting 2009 daarom een dividenduitkering van 85.000 euro (en dus ca. 21.250 euro extra inkomstenbelasting), conform de vaststellingsovereenkomst. De dga was het hier niet mee eens. De BV had namelijk te weinig reserves om op basis van het Burgelijk Wetboek een dividenduitkering te mogen doen. De dga vond daarom dat de dividenduitkering niet in de aanslag mocht worden verwerkt. 

Uitspraak

De rechter deed uitspraak en gaf aan dat de vaststellingsovereenkomst voorgaat. De afspraak uit de vaststellingsovereenkomst gaat uit van de fiscale term 'winstuitdeling' en sluit niet aan bij de civielrechtelijke winstuitdeling. Dat het dividend civielrechtelijk niet tot uitkering mocht komen, was daarom niet van belang. 
 

Bron: Grant Thornton

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting

0

Gerelateerde artikelen