Het belastingpakket 2019 bevat de volgende wijzigingen in de heffingskortingen, grenzen, schijven en tarieven.

Box 1 – inkomen uit woning en werk

Wat wij in 2019 aan loon- en inkomstenbelasting gaan betalen, is het resultaat van een groot aantal factoren. De heffingssystematiek is zeer gedetailleerd en ingewikkeld. De wijzigingen zijn dat dus ook. Het gaat onder meer om:

  • een verhoging van het tarief in de eerste schijf;
  • een verlaging van het tarief in de tweede, derde en vierde schijf;
  • het verlengen van de eerste en tweede schijf van de loon- en inkomstenbelasting;
  • en verhoging van de heffingskortingen.

Hierna volgt een vergelijking van cijfers 2018-2019, zoals opgenomen in het Belastingplan 2019.

Schijven en grenzen 2018 2019
Einde eerste schijf € 20.142 € 20.384
Einde tweede schijf geboren voor 1 januari 1946 € 34.404 € 34.817
Einde tweede schijf geboren na 1 januari 1946 € 33.994 € 34.300
Einde derde schijf € 68.507 € 68.507

 

Tarief inkomstenbelasting/loonbelasting inclusief premies volksverzekeringen 2018 2019
Tarief eerste schijf tot AOW-leeftijd 36,55% 36,65%
Tarief eerste schijf vanaf AOW-leeftijd 18,65% 18,75%
Tarief tweede schijf tot AOW-leeftijd 40,85% 38,10%
Tarief tweede schijf vanaf AOW-leeftijd 22,95% 20,20%
Tarief derde schijf 40,85% 38,10%
Tarief vierde schijf 51,95% 51,75%

Box 2 – inkomen uit aanmerkelijk belang

Het tarief in box 2 blijft in 2019 ongewijzigd op 25%. In 2020 stijgt het tarief in box 2 naar 26,25% en in 2021 naar 26,90%. In het Belastingplan 2019 is verder nog voorgesteld om de voorwaartse verliesverrekening in box 2 te verkorten van negen naar zes jaar conform de voorgestelde wijziging van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting.

Box 3 – inkomen uit sparen en beleggen

In het regeerakkoord van 2017-2021 heeft de regering de ambitie uitgesproken om de belastingheffing over inkomsten uit sparen en beleggen (Box 3) meer in lijn te brengen met de werkelijk behaalde rendementen. Ondanks de wijziging van de box 3-heffing vorig jaar blijft het grootste probleem dat het fictieve inkomen in box 3 waarover belasting verschuldigd is, nog steeds afwijkt van het werkelijke inkomen. In de plannen voor 2019 is echter nog geen heffing op basis van een werkelijk rendement opgenomen.

Aanpassing forfaitaire rendementen?
Met ingang van 2017 is de vermogensrendementsheffing aangepast. Het vast veronderstelde (‘forfaitaire’) rendement van 4% is toen vervangen door een gestaffeld verondersteld rendement. Hierbij geldt: hoe meer vermogen, des te hoger het verondersteld rendement. Verder heeft elke belastingplichtige een heffingvrij vermogen van € 30.000.

De forfaitaire rendementspercentages voor 2019 zijn nog niet bekend. Het is de verwachting dat het forfaitaire rendement voor het spaardeel zal dalen.

Heffingskortingen

  2018 2019
Maximum algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd € 2.265 € 2.477
Maximum algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd € 1.157 € 1.268
Minimale algemene heffingskorting onder AOW-leeftijd € 0 € 0
Minimale algemene heffingskorting boven AOW-leeftijd € 0 € 0
Maximum arbeidskorting € 3.249 € 3.399
Minimale arbeidskorting € 0 € 0
Maximum inkomensafhankelijke combinatiekorting € 2.801 € 2.835
Jonggehandicaptenkorting € 728 € 737
Ouderenkorting € 1.418 € 1.596
Alleenstaande ouderenkorting € 423 € 429
Heffingskorting groene beleggingen (% x vrijstelling in box 3) 0,7% 0,7%

 

Zorgverzekeringswet

Naar verwachting zal de basispremie (nominale premie) voor de zorgverzekering per 2019 stijgen met ongeveer 10 euro per maand. Het eigen risico dat in 2018 nog € 385 bedraagt, blijft ongewijzigd. De inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet stijgt met 0,05%.

Belang voor de praktijk

Het kabinet wil dat Nederlanders volgend jaar in hun portemonnee merken dat het goed gaat met de economie. Het is de bedoeling dat 95% van de Nederlandse huishoudens er volgend jaar op vooruit gaat. Als gevolg van de verhoging van het belastingtarief in de eerste schijf en de verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet zullen veel gerechtigden tot een lijfrente-uitkering echter geconfronteerd worden met een lagere netto uitkering. Wellicht dat dit effect bij de aangifte inkomstenbelasting nog enigszins wordt beperkt. Met in het achterhoofd de verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% zal de tijd ons leren of 95% van alle Nederlandse huishoudens er daadwerkelijk op vooruit zijn gegaan.

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2018

22

Gerelateerde artikelen