
Vorig jaar stroomden er 1.058 nieuwe belastingzaken binnen bij de Hoge Raad tegenover 1.202 in 2023, een daling van bijna 12 procent. De werkvoorraad steeg met 6 procent van 948 naar 1.005 belastingzaken in 2024. De belastingkamer wist wel meer uitspraken te doen: 654 uitspraken in 2023 tegenover 677 vorig jaar. Ook het aantal conclusies steeg. In 2024 werd er 131 keer een beroep gedaan op de vier fiscale A-G's (in 2023: 104). Dat meldt het jaarverslag 2024 van de Hoge Raad.
Het overgrote deel van de ingekomen zaken betrof rijksbelastingen (56 procent) en belastingen van lagere overheden (37 procent, waarvan 83 procent Wet waardering onroerende zaken). De resterende 7 procent instroom betreft met name – beperkt mogelijke – cassatieberoepen tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep en zaken uit de Cariben.
Het grootste aandeel in de rijksbelastingzaken hadden de inkomstenbelasting (28 procent van die rijksbelastingzaken) en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) (21 procent). Daarna volgden omzetbelasting, accijns en douanerechten (samen 14 procent) en vennootschapsbelasting (7 procent). Ook in 2024 bleef de instroom van bpm-zaken en WOZ-zaken dus nog hoog, ondanks de inwerkingtreding op 1 januari 2024 van de Wet herwaardering proceskosten WOZ en bpm.
Als opvallende zaken vorig jaar noemt de Hoge Raad, naast de jurisprudentie over het rechtsherstel box 3, onder meer de (belaste) schenking bij huwelijkse voorwaarden en overlijden (ECLI:NL:HR:2024:239), de discriminatie in de erfbelasting van een juridische vader ten opzichte van een biologische vader (ECLI:NL:HR:2024:1130) en het achterwege laten door de inspecteur van het wijzen op het recht op bijstand (ECLI:NL:HR:2024:1135). Het laatste arrest is van belang voor het gehele bestuursrecht.
Het jaarverslag staat op de website van de Hoge Raad.
Bron: Hoge Raad
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht