Met een minimumtarief voor de zzp'er aan de onderkant van de arbeidsmarkt, een zelfstandigenverklaring voor de zzp'er aan de bovenkant en met een webmodule tracht het kabinet meer grip te krijgen op het werken als zelfstandige. De maatregelen moeten meer zekerheid geven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie, maar zoals nu voorgesteld is eerder sprake van een ontmoedigingsbeleid. De administratieve lasten voor de zzp'er rijzen de pan uit. Het kan en moet anders, vinden Dick van Suijlekom, Léone Bource en Arnaud Booij.
ZZP-plannen
Om armoede onder zelfstandigen tegen te gaan en om extra zekerheid te bieden aan zelfstandigen en hun opdrachtgevers over de kwalificatie van de arbeidsrelatie, wil het kabinet een webmodule, een minimumbeloning voor zelfstandigen en een zelfstandigenverklaring invoeren. Het minimumtarief van € 16 per uur exclusief btw voor de zelfstandige moet armoede onder werkenden voorkomen. De zzp’er met een uurtarief van ten minste € 75 die maximaal één jaar voor dezelfde opdrachtgever werkt, komt in aanmerking voor de zelfstandigenverklaring. Langer werken bij dezelfde opdrachtgever is mogelijk, maar daarvoor biedt de zelfstandigenverklaring geen vrijwaring. Voor zowel het minimumtarief als de zelfstandigenverklaring is het kabinet een internetconsultatie gestart. Deze loopt nog tot en met 9 december aanstaande.
De webmodule is een extra hulpmiddel om duidelijkheid te geven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen. Na het invullen van de nodige vragen volgt een opdrachtgeversverklaring of ‘een indicatie dienstbetrekking’. Die indicatie heeft overigens geen rechtgevolgen, maar dient meer als hint aan de opdrachtgever om, indien gewenst, de arbeidsverhouding met de zelfstandige toch iets anders vorm te geven, zodat alsnog geen sprake kan zijn van een dienstbetrekking. De opdrachtgeversverklaring geeft zekerheid vooraf dat geen loonheffingen hoeven te worden ingehouden en afgedragen, mits de vragen naar waarheid zijn ingevuld en dienovereenkomstig wordt gewerkt. Als de webmodule geen oordeel kan geven kan de opdrachtgever voor de broodnodige helderheid over de arbeidsrelatie met de zelfstandige, gebruikmaken van al bestaande instrumenten, zoals de (model)overeenkomsten, de toelichting over het gezagscriterium in het Handboek Loonheffingen en vooroverleg met de Belastingdienst. Over de voortgang van de webmodule is de Kamer onlangs per brief geïnformeerd.
Ontmoedigingsbeleid ten top
De teller aan reacties op de internetconsultatie over het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring is inmiddels de 500 gepasseerd. Het merendeel van deze reacties is bepaald niet positief te noemen. Loonbelastingspecialiste Bource, van Bource-Snikkenburg Tax Advisors, kijkt hier niet van op en noemt de zzp-maatregelen een ‘over the top’ ontmoedigingsbeleid. “Aan deze plannen zit nul zelfstandigheid meer aan. Op papier ben je misschien nog ondernemer, maar in werkelijkheid ben je administrateur van de overheid.”
Ook loonheffingenspecialist Van Suijlekom, die op persoonlijke titel spreekt, wordt niet vrolijk van de plannen. “Het kabinet lost niets op, de administratieve lasten zijn ondoenlijk en als sluitstuk loopt de opdrachtgever een fors boeterisico als onverhoopt blijkt dat na alle plussen en minnen het minimumtarief niet is gehaald. Met deze wetgeving jaag je de zelfstandige volledig het ondernemerschap uit.”
Net als Bource en Van Suijlekom is ook fiscaal advocaat Booij (partner van advocatenkantoor Booij Bikkers en docent aan de Universiteit Leiden) niet te spreken over de voorgestelde maatregelen. “De discussie, is er wel of geen dienstbetrekking, is hier niet mee opgelost. De zelfstandige verzandt in de administratieve rompslomp en de opdrachtgever in het verzamelen van allerlei extra informatie. Dit gaat niet werken! Het enige goede wat ik van dit voorstel vindt, is dat als sprake is van een geldige zelfstandigenverklaring, de daarmee verkregen vrijwaring ook geldt voor het arbeidsrecht.”
Zware administratieve lastendruk
Bource waarschuwt dat het kabinet met de zzp-voorstellen iedereen raakt die geen werknemer is, ongeacht het gehanteerde uurtarief. “Het betreft naast de zelfstandige dus ook de resultaatgenieter en bijvoorbeeld de dga met zijn bv en zelfstandige artiesten. Al deze groepen moeten bewijzen dat hun tarief op of boven de € 16 per uur zit. Dat betekent voorafgaand aan de opdracht een offerte afgeven, met een inschatting van de totaal te verwachten directe kosten en uren en een inschatting van de verwachte arbeidsbeloning per uur. De opdrachtgever moet deze offerte beoordelen en vervolgens moet in principe elke maand een factuur worden opgesteld, met een kostenoverzicht van de actuele kosten en uren. De administratieve lasten zijn dus gigantisch en die worden nog versterkt door de vele onduidelijke begrippen, zoals voor directe kosten en uren. Niet duidelijk is wat daar nu precies wel en niet onder valt.”
Vage escape
“Je ontspringt enkel de dans van zware administratieve lasten wanneer je als zelfstandige personeel in dienst neemt voor meer dan acht uur per week,” vervolgt Bource. “Moet de opdrachtgever die met deze zelfstandige in zee gaat deze aanwezigheid van personeel doorlopend toetsen of enkel aan het begin van de opdracht? Dat is volstrekt onduidelijk. Bovendien is dit een hele rare manier om te ontsnappen aan de maatregelen, want het is geen vast gegeven dat zelfstandigen met personeel automatisch boven de € 16 per uur zitten.”
Nog meer kritiekpunten
Naast een veel te zware administratieve lastendruk uit Bource nog meer kritiek op de plannen. “Met de manier waarop er een offerte en een factuur moet worden opgesteld, dwingt het kabinet de zelfstandige om diens opdrachtgever volledig deelgenoot te maken van zijn verdienmodel. Veel zelfstandigen zullen met dit verplichte ‘kijkje in de keuken’ niet blij zijn. De zelfstandige heeft ook geen mogelijkheid meer om eens een opdracht aan te nemen die niet rendabel is, maar waar hij genoegen mee neemt om de zakelijke relatie met de opdrachtgever verder uit te bouwen. Verder is de vrijheid om snel een betaling voor gewerkte uren te ontvangen, wel weg. De betalingstermijn staat nog op dertig dagen, maar de kans is groot dat dat voor de opdrachtgever, met alle toetsingsverplichtingen van gewerkte uren en kosten, een race tegen de klok zal zijn. En de resultaatgenieter lijkt in deze plannen het veld te moeten ruimen, omdat ook van hem een soort boekhouder wordt gemaakt en uitbetaling van de opdrachtgever rechtstreeks aan hem zal moeten plaatsvinden, daar waar het nu ook via een derde kan.”
“De angst in de praktijk dat het minimumtarief de norm wordt in plaats van de ondergrens is gegrond,” vervolgt Bource. “Bovendien betekent het nooit minder mogen rekenen dan € 16 per uur voor een aantal zelfstandigen dat zij in feite geen ondernemersrisico meer lopen. Kunnen zij dan voor de IB nog wel ondernemer zijn?”
Van Suijlekom vult de kritiekpunten nog aan met het in zijn ogen niet te hanteren criterium van maximaal één jaar werken voor dezelfde opdrachtgever om gebruik te kunnen maken van de vrijwaring met de zelfstandigenverklaring. “Dat is veel en veel te kort. In de praktijk lopen opdrachten veel langer door, kijk bijvoorbeeld maar naar de ICT-branche. De vrijwaring is na een jaar gevlogen. Wat resteert is wederom onzekerheid voor opdrachtgever en zelfstandige.”
Webmodule
Van Suijlekom gelooft wel in de kracht van de in ontwikkeling zijnde webmodule. “In mijn ogen is dit niets anders dan de VAR-verklaring van vroeger, maar dan zonder het nadeel dat de VAR buiten de opdrachtgever om ging. De eerste variant van de Wet DBA bevatte ook een webmodule. Toen kwamen de modelovereenkomsten ineens om de hoek kijken, waar we in de praktijk geen raad mee wisten en nog steeds niet. Ik vraag mij af waar de destijds ontwikkelde webmodule is gebleven en waarom het kabinet het maar niet voor elkaar krijgt, terwijl in Engeland al jaren met een dergelijke module wordt gewerkt.”
De juiste focus ontbreekt
Hadden we de VAR in stand gelaten en had de Belastingdienst gewoon handhavend opgetreden, dan zaten we volgens Van Suijlekom nu niet in de ellende. “Het is een zooitje geworden en het systeem loopt vast,” geeft hij aan. “Ik mis de focus op de oorzaak: de spanning tussen winstdomein en loondomein. We zijn doorgeschoten in de fiscale facilitering van het ondernemerschap. Met stimuleringsmaatregelen, zoals de MKB-winstvrijstelling van 14% en de zelfstandigenaftrek, is het winstdomein aantrekkelijker dan het loondomein. Wat is er nog voor leuks in de loonbelasting te vinden? Wellicht nog de vrije ruimte in de werkkostenregeling, maar die is niet oneindig.”
Hoe dan wel?
De nieuwe zzp-plannen lijken door de vele haken en ogen, bij voorbaat gedoemd te mislukken. Maar het nu gehanteerde systeem van modelovereenkomsten werkt ook niet. Hoe moet het dan wel? Bource ziet een oplossing in een hoger uurtarief van wellicht € 20 of € 25, maar dan zonder nadere onderbouwing met allerlei uren- en kostenoverzichten.
Het voorstel van Van Suijlekom is extreem, maar eenvoudig. “Geen onderscheid meer in werknemersverzekeringen, sociale verzekeringen en Zvw-bijdrage. Iedereen die werkt, ongeacht hoe, betaalt dezelfde premies. Om het ondernemerschap niet te ontmoedigen, heeft de echte ondernemer nog wel recht op de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling, maar hij moet wel verplicht buiten de onderneming zijn pensioen opbouwen. Met de gelijktrekking in de verzekeringssfeer kan de zelfstandige en de resultaatgenieter blijven werken op basis van een overeenkomst van opdracht, en is er voor de werkgever geen impuls meer om een werknemer te ontslaan en hem vervolgens in te huren als zzp’er.”
Voor Booij ligt de oplossing in een, zoals hij het zelf noemt, zzp-voorheffing. Hij legt dit als volgt uit: “Ga voor de zzp’er met een uurtarief van € 16 of minder automatisch uit van een dienstbetrekking. Introduceer voor de tussengroep, met een uurtarief boven € 16 en minder dan € 75, een zzp-voorheffing die de opdrachtgever inhoudt op de beloning. Voor de belasting is de opdrachtgever dan gevrijwaard. Arbeidsrechtelijk loopt hij nog wel een risico. Biedt de zelfstandige met een uurtarief van minimaal € 75 een jaarlijkse keuze tussen een echte dienstbetrekking of ondernemerschap gecombineerd met een verklaring dat de zelfstandige aan alle elementen van het fiscale ondernemerschap voldoet. Naar gelang de keuze kan de opdrachtgever loonheffingen inhouden op de beloning of de zzp-voorheffing. Om toekomstige onzekerheid uit te sluiten, kan tot slot niet op de jaarlijkse keuze worden teruggekomen. Wellicht is wat ik voorstel nog niet de perfecte oplossing, maar het is in ieder geval een eerste aanzet naar een daadwerkelijke vereenvoudiging van het arbeidssysteem.”
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws, Interviews
Rubriek: Arbeidsrecht, Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel